De gemeente weigert een omgevingsvergunning voor een zonneweide. Kan de ontwikkelaar bij de voorzieningenrechter afdwingen dat de vergunning alsnog (snel) wordt verleend, zodat hij in aanmerking komt voor SDE+-subsidie?
Eerder blogden wij al over de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg van 31 oktober jl. in deze zaak. Vandaag het vervolg: de tweede uitspraak van de voorzieningenrechter, van 7 november jl.
Waar waren we gebleven?
De ontwikkelaar (die zijn eerdere plan om een golfbaan te realiseren had opgegeven) had het plan opgevat om zijn gronden (circa 40 hectare) te gebruiken als zonneweide. De gronden bieden ruimte voor maar liefst 167.449 zonnepanelen, die gedurende 25 jaar zo’n 15.000 huishoudens van stroom kunnen voorzien. Het bestemmingsplan biedt een specifieke afwijkingsmogelijkheid voor grootschalige zonne-energiesystemen, dus de ontwikkelaar ziet zijn kans schoon. Hij vraagt de benodigde omgevingsvergunning aan. Het college weigert die vergunning echter te verlenen, omdat de zonneweide de natuur- en landschapswaarden van de omgeving zou aantasten. De ontwikkelaar maakt bezwaar en vraagt de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, die tot het oordeel komt dat het weigeringsbesluit een motiveringsgebrek bevat. (In ons eerdere blogbericht bespraken we waarom.) Het college krijgt tot 6 november 2018 (twee dagen vóór de deadline van de SDE+-subsidie) de tijd om een nieuw besluit te nemen.
Nieuw besluit: weer geweigerd. En nu?
Het college neemt vervolgens een gewijzigd primair besluit, waarin de vergunning wederom wordt geweigerd. Ditmaal ligt aan het besluit een rapport van een landschapsdeskundige ten grondslag. Het bezwaar van de ontwikkelaar is van rechtswege tegen dit besluit gericht. Hij richt zich direct weer tot de voorzieningenrechter. Gelet op het spoedeisend belang doet de voorzieningenrechter zonder zitting uitspraak, op de dag waarop de deadline van de SDE+-subsidie verstrijkt. Helaas voor de ontwikkelaar zonder het gewenste resultaat: de voorziening wordt afgewezen. Niet omdat zijn bezwaar inhoudelijk niet kan slagen (daar komt de voorzieningenrechter niet aan toe), maar omdat de voorzieningenrechter niet bevoegd is om de voorziening te treffen die de ontwikkelaar nodig heeft om zijn SDE+-subsidie te verkrijgen. De voorzieningenrechter kan namelijk niet oordelen dat de vergunning alsnog wordt verleend en kan het college dat ook niet opdragen. De voorzieningenrechter kan immers alleen voorlopige voorzieningen treffen. Ook in een bodemprocedure zou de rechtbank overigens slechts in uitzonderingsgevallen kunnen oordelen dat de vergunning wordt verleend of dat het college de vergunning moet verlenen. Het college beschikt immers over beslissingsruimte. De rechter kan niet op de stoel van het bestuur gaan zitten. Als de (voorzieningen)rechter de vergunning alsnog zou verlenen, dan is niet uitgesloten dat derden in hun belangen worden geschaad (er was immers veel bezwaar tegen de zonneweide). Zij zouden dan niet in de gelegenheid zijn geweest om die belangen kenbaar te maken, laat staan te onderbouwen. Ook een minder vergaande maatregel waarbij de ontwikkelaar gelet op zijn subsidieaanvraag baat zou hebben ziet de voorzieningenrechter niet. Hij wijst het verzoek dan ook af.
Conclusie
De ontwikkelaar beschikt dus niet tijdig over de omgevingsvergunning die hij nodig heeft voor de SDE+-subsidie. Bij de voorzieningenrechter is dit (als het college blijft weigeren) niet af te dwingen. Of het weigeringsbesluit rechtmatig is, weet de ontwikkelaar pas na de bezwaar- en eventueel een beroepsprocedure. Daar heeft hij nu niets aan. Maar, zoals de voorzieningenrechter ook fijntjes uitlegt, heeft de ontwikkelaar wél de mogelijkheid om de schade die het gevolg is van een onrechtmatig besluit (zoals de misgelopen subsidie) op de gemeente te verhalen. Deze zaak krijgt dus ongetwijfeld nog een staartje..
Raadpleeg hier de uitspraak van de Rechtbank Limburg van 31 oktober 2018, hier de uitspraak van de Rechtbank Limburg van 7 november 2018 en hier enkele artikelen uit De Limburger.