Home Kennis Proefproject elektrisch rijden

Proefproject elektrisch rijden

31 oktober 2018
Edward Brans
en
Marije van Mannekes

Elektrisch rijden is een potentieel kansrijke maatregel om de CO2-uitstoot terug te dringen. Om hier invulling aan te geven en ervaring mee op te doen heeft de Staat een ‘proeftuinprogramma’ opgezet. In het proeftuinprogramma worden praktijkproeven en demonstratieprojecten met elektrische voertuigen gesubsidieerd, gemonitord en geëvalueerd. Eén van de proeftuinen betrof de inzet van elektrische voertuigen in de stadsdistributie. Door het verlenen van een vrijstelling werd het mogelijk kleine elektrische vrachtauto’s van meer dan 3500 kg tijdelijk met een rijbewijs B te besturen in plaats van een rijbewijs C1.

Vordering tot schadevergoeding

De Regeling rijbewijzen bepaalt dat motorvoertuigen met een maximummassa van 3500 kilogram onder rijbewijscategorie B vallen en motorvoertuigen van meer dan 3500 kilogram (en ten hoogste 7500 kilogram) onder rijbewijscategorie C. Voor stadsdistributie werden in de regel kleine vrachtauto’s ingezet, die konden worden bestuurd met rijbewijs B. De nieuw ingezette (deels) elektrische auto’s vielen echter zwaarder uit, waardoor voor de besturing ervan rijbewijs C1 nodig was.

Europese richtlijnen bieden de lidstaten de mogelijkheid om bepaalde typen van gemotoriseerde voertuigen van bovengenoemde regel ‘vrij te stellen’. Op verzoek van Nederland stemde de Europese Commissie in met een proef op basis waarvan elektronische (vracht)auto’s voor stadsdistributie met een gewicht tussen de 3500 kilogram en 7500 kilogram konden worden bestuurd met een rijbewijs B. Een bezorggroothandel in levensmiddelen voor de horeca maakt gebruik van de vrijstelling en investeert in de elektrische (distributie)voertuigen.

Tijdens de periode waarin de nieuwe vrachtauto’s aan deze bezorggroothandel worden geleverd, kondigt de toenmalige minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) aan dat de vrijstellingsregeling per 1 januari 2016 komt te vervallen en bestuurders van de motorrijtuigen (weer) een rijbewijs C1 of C nodig hebben. De pilot is vervolgens beëindigd. Deze heeft kennis en ervaring opgeleverd voor de verdere ontwikkeling en uitrol van elektrisch rijden.

Diverse brancheorganisaties menen dat de bij hen aangesloten bedrijven er nooit van op de hoogte zijn geweest dat de vrijstellingsregeling een einddatum had, maar juist de indruk hebben gekregen dat de regeling nog jaren zou doorlopen. Dat dit niet het geval was, was voor hen cruciale informatie geweest waarop zij hun investeringskeuzes hadden willen afstemmen.

Nu niet voorzien is in een overgangsregeling of compensatieregeling, betekent het vervallen van de vrijstelling voor de bedrijven met chauffeurs die slechts in het bezit zijn van rijbewijs B een investering op korte termijn in het rijbewijs C of C1 voor hun personeel. Daarbij genomen de salariskosten voor de uren waarin de rijopleiding moet worden gevolgd en het feit dat chauffeurs met rijbewijs C1 in een hogere loonschaal vallen dan chauffeurs met rijbewijs B, zou het bedrijf in financiële en operationele problemen komen. Reden voor de bezorggroothandel om van de Staat schadevergoeding te vorderen wegens onrechtmatig handelen.

Onrechtmatig nalaten Staat

Ten aanzien van de onrechtmatigheid gaat de rechtbank ten dele in dit betoog mee. De Staat kende de maximale (initiële) duur van de vrijstelling en wist bij invoering van de vrijstelling dat deze tijdelijk zou zijn. Daar waar de Staat de einddatum precies wist, kon bij invoering van deze tijdelijke maatregel niet worden volstaan met toelichten dat de vrijstelling in het kader van een proeftuin is verleend, met de bedoeling de komende jaren ervaring op te doen. Dit nalaten is in strijd met hetgeen volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt en is onrechtmatig jegens de bezorggroothandel.

Toch wordt geen aansprakelijkheid aangenomen.

Het égalité-beginsel

Ten eerste doet de bezorggroothandel een beroep op het égalité-beginsel. Het égalité-beginsel (égalité devant les charges publiques) houdt in dat de ‘onevenredig nadelige gevolgen’ van een overheidshandeling of overheidsbesluit, dat wil zeggen gevolgen die buiten het normale maatschappelijke risico of het normale bedrijfsrisico vallen, niet ten laste van een beperkte groep burgers of instellingen behoren te komen maar gelijkelijk over de gemeenschap dienen te worden verdeeld.

De rechter acht niet gesteld of gebleken dat de bezorggroothandel als enige of één van de weinige ondernemingen onevenredig wordt getroffen door de intrekking van de vrijstelling. Het enkele gegeven dat in de periode van vrijstelling een overzichtelijk aantal van 43 hybride vrachtwagens is aangeschaft door maximaal dat aantal ondernemingen, is onvoldoende om dat te kunnen aannemen. De vordering op basis van het égalité-beginsel strandt daarmee.

Strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt

Verder voert de bezorggroothandel aan dat de handelwijze van de Staat zich niet verenigt met de zorgvuldigheid die volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, omdat zij in strijd handelt met het rechtszekerheidsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel.

Ook hier gaat de rechter niet in mee. Een proeftuin kan vele verschillende vormen aannemen, die van korte(re) of lange(re) duur zijn. Een vrijstelling ingevoerd in verband met een proeftuin, impliceert een tijdelijke maatregel. Kenmerkend voor een proeftuin is dat op voorhand niet vaststaat of deze zal leiden tot een definitieve regeling in dezelfde vorm. Uit de Nota Van Toelichting bij het Plan van Aanpak waarin de centrale ambitie voor elektrisch rijden is verwoord, blijkt dat bij voorkeur op korte termijn ervaring wordt opgedaan, waarna de ervaringen met deze maatregelen de komende jaren daarna zullen worden gevolgd.

Gezien die formulering heeft de Staat bij de invoering van de vrijstelling voldoende duidelijk gemaakt dat het om een tijdelijke maatregel ging. De Staat handelde dan ook niet onzorgvuldig zodat de intrekking van de vrijstelling niet tot schadeplichtigheid kon leiden. Nu de vrijstelling bovendien reeds enkele jaren van kracht was toen de bezorggroothandel overging tot de aanschaf van de hybride vrachtauto’s, ontbreekt het voor de toewijzing van de schadevordering vereiste causaal verband tussen het onrechtmatig nalaten van de Staat en de gevorderde schade.