Home Kennis Omgevingsvergunning voor zonnepark ongeschonden over de eindstreep? Zorgvuldig onderzoek noodzakelijk!

Omgevingsvergunning voor zonnepark ongeschonden over de eindstreep? Zorgvuldig onderzoek noodzakelijk!

De energietransitie is in volle gang. Naast de realisatie van windparken, maakt energieopwekking door middel van zonnepanelen een flinke groei door. Deze groei moet doorzetten om te kunnen voorzien in de extra behoefte als gevolg van elektrificatie uit de sectoren mobiliteit, landbouw, gebouwde omgeving en industrie. Maar ook binnen de context van het komende Klimaatakkoord en de bijbehorende Integrale Kennis en Innovatieagenda Klimaat en Energie (IKIA). Op basis daarvan moet de elektriciteitssector in 2030 ten minste 20,2 Mton CO2-emissies verminderen, om in 2050 volledig duurzaam te zijn. Dat de inpassing van zonneparken in het landschap nogal eens gepaard gaat met ruimtelijke en juridische uitdagingen, maakt een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 8 mei 2019 duidelijk.

Waar ging de zaak over?

Energiebedrijf GroenLeven zonne-energie vraagt bij het college van burgemeester en wethouders van Kollumerland en Nieuwkruisland (het college) een omgevingsvergunning aan, voor de realisatie van het zonnepark ‘Jumaheerd’. Het beoogde zonnepark, dat met 26.500 zonnepanelen ongeveer 7,7 hectare moet vullen, is gepland aan de oostzijde van Kollum en grenst aan een bedrijventerrein. De omgevingsvergunning ziet op het afwijken van het geldende bestemmingsplan. Een inwoner van Kollum, wonend op het perceel dat grenst aan het perceel waarop het zonnepark zal worden gerealiseerd, is het met de vergunningverlening niet eens en gaat hiertegen in beroep bij de rechtbank Noord-Nederland.

Geluidhinder

Ten eerste vreest de omwonende voor overlast van het geluid van de transformatorstations die naast het zonnepark worden geplaatst, waardoor het zonnepark makkelijk aangesloten kan worden op het landelijke elektriciteitsnet. Weliswaar is de richtafstand van 30 meter tussen het transformatorstation en de dichtstbijzijnde woning − zoals opgenomen is in de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten − in acht genomen, nu de afstand in werkelijkheid 130 meter bedraagt, toch vindt de omwonende dat het college zich niet enkel op deze richtafstanden had mogen baseren. Transformatorstations van zonneparken maken volgens deze omwonende veel meer geluid. Ten onrechte heeft het college daarom nagelaten een akoestisch onderzoek uit te voeren. Bovendien is onduidelijk of voldaan wordt aan de geluidscontouren uit het Activiteitenbesluit milieubeheer, aldus de omwonende.

Reflectie zonlicht

Daarnaast vreest de omwonende voor overlast door de reflectie van zonlicht op de te plaatsen panelen. In dit verband heeft het college een deskundigenrapport laten opstellen. In dit rapport staat dat gedurende een periode van een jaar aan één zijde van de bovenverdieping van zijn woning 4929 lichtinvallen in de ochtend voorkomen, waar dat aan de andere zijde 828 lichtinvallen zijn. Echter, vanuit dezelfde richting als de reflectiestraal treft directe zonnestraling van de lage zon gelijktijdig het gebouw. Doordat deze natuurlijke zonnestraling aanzienlijk groter is dan de reflectie-impact van het geplande zonnepark, kan de hinder van de reflectie grotendeels overstemd worden door, of opgaan in, de hinder van de directe zonnestraling. De rechtbank acht de conclusies uit dit rapport aannemelijk. De reflecties die niet gelijktijdig optreden zijn bovendien beperkt: mede gezien de ‘bewolktheidskans’ gaat het hierbij om niet meer dan 7,35 uur per jaar. Hierdoor zal geen hinder optreden in zo’n omvang dat van het verlenen van de omgevingsvergunning had moeten worden afgezien, aldus de rechtbank.

Goed woon- en leefklimaat

Tot slot is er volgens de omwonende onvoldoende rekening gehouden met het belang van het behoud van een goed woon- en leefklimaat, zodat het college niet in redelijkheid omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen voor het afwijken van het bestemmingsplan. Zijn uitzicht zal immers verslechteren en bovendien is niet duidelijk voor welke periode de zonnepanelen aanwezig zullen blijven. Er bestaan verschillende alternatieve locaties voor het zonnepark, maar het college heeft niet goed en begrijpelijk onderbouwd waarom die zijn afgevallen. Ook is niet duidelijk op welke wijze het zonnepark past in de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten van Kollum, aldus de omwonende.

Oordeel Afdeling

De rechtbank verklaart dit beroep in oktober 2018 ongegrond. Naar aanleiding van dit oordeel komt de omwonende in hoger beroep bij de Afdeling. Ook die rechtsgang blijkt tevergeefs.

Waar het gaat om het veronderstelde geluid heeft de omwonende volgens de Afdeling niet aannemelijk gemaakt dat de transformatorstations van het zonnepark zodanig veel geluidoverlast zullen veroorzaken dat het college niet in redelijkheid omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen. Het geluid van de transformatoren is gering, de transformatoren zijn zelden hoorbaar op meer dan enkele meters afstand en de gestelde overlast zal in ieder geval nooit in de avond- en nachturen optreden wanneer met de zonnepanelen logischerwijs geen elektriciteit wordt opgewekt. Dat het college geen aanknopingspunten heeft gezien voor een verdergaand onderzoek en de rechtbank die gang van zaken redelijk heeft geacht, is volgens de Afdeling dan ook terecht.

Ten aanzien van de reflectiehinder en het daartoe ingebrachte deskundigenrapport merkt de Afdeling op dat de omwonende de daarin gestelde conclusies niet voldoende onderbouwd heeft weersproken. Het enkel aan de orde stellen dat in het rapport geen specifieke normering voor de gevolgen van een zonnepark is opgenomen, is daarvoor onvoldoende. Er bestaat op dit punt geen aanleiding voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen overgaan tot het verlenen van de omgevingsvergunning.

Over de belangen van de omgeving merkt de Afdeling tot slot op, dat voor de ruimtelijke onderbouwing van het besluit een locatiestudie heeft plaatsgevonden waarbij is gekeken naar de technische en landschappelijke geschiktheid, de maatschappelijke uitvoerbaarheid en de milieutechnische randvoorwaarden. Volgens vaste jurisprudentie kan het bestaan van alternatieven alleen dan tot het onthouden van planologische medewerking leiden, wanneer op voorhand duidelijk is dat door gebruikmaking van deze alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de omwonende niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze situatie zich voordoet. Als gevolg van de realisering van het zonnepark zal het uitzicht van de omwonende vanuit zijn woning weliswaar veranderen, maar het college heeft de belangen van GroenLeven zonne-energie bij de realisering van het zonnepark zwaarder mogen laten wegen dan de belangen van omwonende. Daarbij is ook van belang dat GroenLeven zonne-energie een (landschappelijk) inpassingsplan heeft ingediend waaruit blijkt dat een deel van het zonnepark aan het zicht zal worden onttrokken door het planten van een haag van ongeveer drie meter hoog. De Afdeling onderstreept in dit kader ook nog eens: er bestaat geen blijvend recht op vrij uitzicht.

Lessen voor de praktijk

De omgevingsvergunning voor de realisatie van zonnepark ‘Jumaheerd’ haalt ongeschonden de eindstreep. De uitspraak van de Afdeling steunt op zorgvuldig onderzoek naar de gevolgen van de realisatie van het zonnepark, in dit geval een onderzoek naar de (hinderlijke) reflectie van zonlicht en een landschappelijk inpassingsplan.

Benieuwd welke onderzoeken nodig zijn om ervoor te zorgen dat uw project ongeschonden de eindstreep haalt? Neem dan vooral contact met ons op!

Raadpleeg hier de uitspraak van de Afdeling van 8 mei 2019.