Drugsafval is een actueel probleem. De vraag wie bij drugsafvaldumpingen als overtreder kan worden aangemerkt ligt met regelmaat ter beoordeling bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) voor. De achterliggende vraag hierbij is wie voor de bestuursdwangskosten moet instaan. Alleen op de overtreder kunnen namelijk (in beginsel) de kosten die bij bestuursdwang komen kijken worden verhaald. Eerder dit jaar oordeelde de Afdeling dat een grondeigenaar geen overtreding begaat, indien hij niet wist of redelijkerwijs niet kon weten van het drugsafval. Dat een beroep op deze uitspraak niet voor elke eigenaar uitkomst biedt, blijkt uit een uitspraak van de Afdeling van 30 oktober 2019.
Wat was er aan de hand?
Op 19 december 2016 constateerde de gemeente van Baarle-Nassau dat zich vanuit een perceel waar zo‘n 200 kalveren werden gehouden een stank verspreidde die tot een onaanvaardbare geurhinder leidde in een groot gedeelte van Baarle-Nassau. De stank blijkt te worden veroorzaakt door verontreinigde mest als gevolg van drugsafval. Gelet op de ernst besluit het college van burgemeester en wethouders (het college) spoedeisende bestuursdwang toe te passen en maatregelen te nemen om de overlast te verminderen. Het college laat de kalveren uit de stal transporteren, de mest bemonsteren, de ventilatie uitzetten en alle deuren afsluiten. Dit blijkt niet genoeg. Het college neemt daarom ook nog andere maatregelen, zoals het afdichten van alle emissiepunten die de geur uitstoten naar de buitenlucht.
Het besluit tot toepassing van spoedeisende bestuursdwang is op 22 december 2016 op schrift gesteld. In het besluit van 22 december 2016 heeft het college de enig bestuurder van de exploitant van de inrichting, tevens de eigenaar van het perceel, aangemerkt als overtreder. Volgens het college heeft zij artikel 7.22 van het Bouwbesluit 2012, artikel 17.1 van de Wet milieubeheer en artikel 2.1 van het Activiteitenbesluit milieubeheer overtreden. Ook de kosten die met de maatregelen gepaard gingen, komen (mede) voor de rekening van de eigenaar. Het college heeft bij besluit van 6 juli 2017 de kosten voor toepassing van de spoedeisende bestuursdwang op de enig bestuurder en eigenaar verhaald.
De enig bestuurder en eigenaar kan zich hier niet in vinden. Zij kan niet als overtreder worden aangemerkt. Niet zij, maar iemand anders is exploitant van de veehouderij. Ze heeft onvoldoende betrokkenheid bij de inrichting en was pas op het moment dat de maatregelen daadwerkelijk getroffen werden op de hoogte van het verwijt dat haar werd gemaakt. Zij verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling van 27 februari 2019.
Daarnaast stelt de enig bestuurder en eigenaar dat de situatie niet zo dringend was dat toepassing van spoedeisende bestuursdwang gerechtvaardigd was. Ook mogen de kosten volgens de enig bestuurder en eigenaar niet op haar verhaald worden. Haar kan namelijk geen verwijt worden gemaakt, omdat zij het slachtoffer is van een bredere drugsproblematiek. Drugsafval is een maatschappelijk probleem dat niet voor haar rekening zou moeten komen. Ze beroept zich daarmee op de uitzondering van artikel 5:25 Awb: als het niet redelijk is, mogen de kosten – ook al ben je overtreder – niet (geheel) op je worden verhaald.
Het oordeel van de Afdeling
Geen van de hiervoor genoemde gronden houden stand bij de Afdeling.
Overtrederschap
De Afdeling oordeelt dat de enig bestuurder en eigenaar als overtreder kan worden aangemerkt. Zij heeft zeggenschap over de exploitant van de inrichting en feitelijk leiding gegeven aan de verboden gedraging. Als enig bestuurder en eigenaar van het perceel kon zij immers zeggenschap uitoefenen over de activiteiten op het perceel. Gelet daarop kon zij redelijkerwijs op de hoogte zijn van de geconstateerde overtredingen en heeft zij – hoewel zij dit had kunnen doen – daaraan geen einde gemaakt. Volgens de Afdeling is deze zaak gezien de betrokkenheid van de enig bestuurder en eigenaar bij het perceel en de inrichting, waar de feitelijk leidinggevende dan wel medewerkers dagelijks aanwezig waren, niet vergelijkbaar met de uitspraak van de Afdeling van 27 februari 2019, waarin de Afdeling oordeelde dat de vermeende overtreders geen weet hadden of redelijkerwijs konden hebben van de dumping van afval op een weiland.
Spoedeisende bestuursdwang
Gelet op de grote hoeveelheid klachten over de stankoverlast en de aard van de stankoverlast (geur van "kattenplas" en/of oude diesel die een lichte hoofdpijn veroorzaakte) oordeelt de Afdeling dat het college zich in redelijkheid op het standpunt kon stellen dat de situatie zo ernstig was dat acuut moest worden opgetreden. Zeer spoedeisende bestuursdwang mocht dus worden toegepast.
Kostenverhaal
Tot slot oordeelt de Afdeling dat ook alle kosten (waaronder ambtelijke kosten) op de eigenaar verhaald mogen worden. Het uitgangspunt is dat bestuursdwang en kosten verhaal samengaan. Alleen onder bijzondere omstandigheden kan van dit uitgangspunt worden afgeweken. Van zo’n omstandigheid is sprake in het geval waarin de aangeschrevene geen verwijt kan worden gemaakt van de ontstane situatie en bij het ongedaan maken ervan het algemeen belang in die mate is betrokken dat de kosten in redelijkheid niet of niet geheel voor de rekening van de aangeschrevene behoren te komen. Van zo’n situatie is nu geen sprake. Weliswaar is drugsafvaldumping een maatschappelijk probleem, maar de eigenaar valt een verwijt te maken. Ze had maatregelen kunnen treffen om de nadelige gevolgen voor het milieu zoveel mogelijk te voorkomen, te beperken en ongedaan te maken, maar heef dit niet gedaan. Dat het om relatief hoge kosten gaat, betekent verder niet dat het onevenredig is om de kosten voor haar rekening te brengen.
Raadpleeg hier de uitspraak van de Afdeling van 30 oktober 2019. ECLI:NL:RVS:2019:3552.