Wat was er aan de hand?
Op 10 juni 2025 behandelde de Afdeling vier zaken gevoegd op zitting. Daarin stonden op hoofdlijnen dezelfde feiten centraal: Pro life-organisaties wilden demonsteren bij lokale abortusklinieken. De burgemeesters van Amsterdam, Haarlem en Groningen en de voorzitter van de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland verbonden ter voorkoming van wanordelijkheden voorschriften aan de demonstraties. Die hielden in dat de demonstraties moesten plaatsvinden op afstand van de ingang van de abortuskliniek (“niet (…) op de stoep voor het Centrum”, “op 25 meter van de ingang van het eigen terrein van de abortuskliniek, in het blauwe vak” en “aan de overzijde van de abortuskliniek”). Ook werd aan één van de demonstraties het voorschrift verbonden dat het voor de demonstranten verboden was om het gebouw, of bezoekers van het gebouw, te benaderen.
De uitspraken van 3 december 2025
De Afdeling formuleert in de uitspraak over de demonstratie in Groningen een algemeen kader over de beperking van locaties voor demonstraties bij abortusklinieken ter voorkoming van wanordelijkheden (ECLI:NL:RVS:2025:5683).
Daarover overweegt de Afdeling om te beginnen dat iedereen het recht heeft om te demonstreren. Dit recht is echter niet onbeperkt. Het is aan de burgemeester om aan de hand van lokale omstandigheden een inschatting te maken of, en zo ja welke, beperkingen en voorschriften aan een demonstratie moeten worden gesteld. Tot zover niets nieuws.
De Wet openbare manifestaties (Wom) biedt volgens de Afdeling – in tegenstelling tot artikel 11 EVRM – onvoldoende ruimte om op grond van de grondrechten van anderen beperkingen aan een demonstratie te stellen. De Afdeling zet vervolgens uiteen dat er wel ruimte is om demonstraties bij abortusklinieken te beperken vanwege het belang van het voorkomen van wanordelijkheden. In dat kader wijdt de Afdeling enkele overwegingen aan het begrip “wanordelijkheden”, waarna zij overweegt:
“De Afdeling overweegt dat, gelet op de combinatie van de locatie en de kwetsbaarheid van de bezoekers van een abortuskliniek, bij demonstraties bij deze klinieken eerder dan bij andere demonstraties sprake kan zijn van wanordelijkheden. De Afdeling stelt vast dat de directe omgeving van een abortuskliniek een locatie is waar een bepaalde mate van orde en rust hoort te heersen, zoals bijvoorbeeld ook het geval is bij een ziekenhuis. Bovendien is het een plek waar mensen komen om hun fundamentele rechten uit te oefenen en in dat kader recht hebben op en behoefte hebben aan zorg. Daarnaast bevinden degenen die een abortuskliniek bezoeken zich veelal in een kwetsbare positie, waardoor de aanwezigheid van demonstranten hen eerder, sterker en persoonlijker zal raken en daardoor voor hen veel indringender is dan in de meeste andere gevallen zo zal zijn.”
De combinatie van de locatie en de kwetsbaarheid van de bezoekers van een abortuskliniek, kan volgens de Afdeling op zichzelf al voldoende zijn om te vrezen voor wanordelijkheden. De bezoekers van een abortuskliniek moeten zelf kunnen beslissen of zij een directe confrontatie met de demonstranten aan willen gaan, of dat zij zich hieraan onttrekken. De Afdeling neemt daarbij in aanmerking dat óók als demonstranten die bij de ingang van een abortuskliniek staan hen niet toeroepen, of aandringen op een gesprek of het aannemen van een folder, de aanwezigheid van deze demonstranten in de directe nabijheid en de feitelijke onmogelijkheid om zich daaraan te kunnen onttrekken voor veel bezoekers van een kliniek dusdanig indringend kan zijn, dat sprake kan zijn van wanordelijkheden.
Hieruit volgt dat een burgemeester ter voorkoming van wanordelijkheden mag besluiten om een demonstratie direct voor de ingang van een abortuskliniek te verplaatsen naar een andere locatie, zolang de demonstranten binnen zicht- en gehoorafstand van de bezoekers van de kliniek hun mening kenbaar kunnen maken.
In één van de vier zaken voldeed het besluit van de burgemeester niet aan het vereiste dat de alternatieve locatie binnen zicht- en gehoorafstand was (ECLI:NL:RVS:2025:5681). Hoewel deze locatie weliswaar gelegen was bij de hoofdingang van de kliniek, werd deze minder vaak gebruikt dan de achteringang. Ook was het alternatieve demonstratievak gescheiden van de hoofdingang door een drukke weg met vier rijbanen en twee fietspaden. De demonstranten konden hun demonstratierecht dan ook niet goed uitoefenen, aldus de Afdeling. Dit illustreert dat een burgemeester in het concrete geval steeds in ogenschouw moet nemen in hoeverre de alternatieve locatie in de praktijk voldoende binnen zicht- en gehoorafstand is van de bezoekers van de kliniek.
Wat betekent dit voor de praktijk?
Voor burgemeesters die beslissingen nemen over demonstraties bij abortusklinieken, betekenen de uitspraken het volgende:
- De combinatie van de locatie en de kwetsbaarheid van de bezoekers van een abortuskliniek kan op zichzelf al voldoende zijn om te vrezen voor wanordelijkheden.
- Bezoekers van abortusklinieken moeten zelf kunnen beslissen of zij een directe confrontatie met de demonstranten willen aangaan of dat zij zich hieraan willen onttrekken.
- Burgemeesters mogen demonstraties direct voor de ingang van een abortuskliniek dan ook verbieden ter voorkoming van wanordelijkheden.
- Daarbij is van belang dat de alternatieve demonstratielocatie binnen zicht- en gehoorafstand is van bezoekers van de kliniek.
Met haar uitspraken van 3 december 2025 heeft de Afdeling een duidelijk en goed gemotiveerd algemeen kader gesteld voor demonstraties bij abortusklinieken. Wij verwachten dat de praktijk hier goed mee uit de voeten kan. De uitspraken bieden ook aanknopingspunten voor demonstraties op andere bijzondere locaties.
Heeft u vragen over de uitspraken of wilt u dat wij met u meedenken over demonstraties in uw gemeente? Ons team Openbare Orde & Ondermijning helpt u graag verder! Speciaal voor overheden heeft Pels Rijcken de helpdesk Openbare orde en ondermijning: 070 515 34 76.
Bron: ABRvS 3 december 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5683, ECLI:NL:RVS:2025:5681, ECLI:NL:RVS:2025:5682 en ECLI:NL:RVS:2025:5684.