In een uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 22 april 2020, ligt de vraag voor of er reden is een last onder dwangsom wegens het voorkomen van herhaling van overtreding van de artikelen 16 en 18 van het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) te schorsen tot zes weken na de bekendmaking van het besluit op bezwaar.
Waar ging de zaak over?
Op een perceel in Hoorn staat een gebouw, dat bedrijf X graag wil uitbreiden. Daarvoor heeft het bedrijf op haar beurt een aannemersbedrijf ingeschakeld, dat vervolgens op de locatie graaf- en bouwwerkzaamheden heeft laten uitvoeren. Omdat ter plaatse sprake was van een bodemverontreiniging is ook het bedrijf Landview ingeschakeld om als saneerder op te treden.
Landview geeft met een melding op basis van het Besluit uniforme saneringen (BUS) aan dat een duurzame aaneengesloten afdeklaag van 50 m2 ter plaatse van de uitbreiding van het pand zal worden aangebracht om verdere bodemverontreiniging te voorkomen op de delen waar door het graafwerk in de sterk verontreinigde grond zal worden geroerd. Vervolgens heeft Landview een melding einde sanering en een daarmee samenhangend evaluatieverslag ingediend, waarin staat vermeld dat de aaneengesloten duurzame afdeklaag is aangebracht. Bij een controle door de afdeling Toezicht & Handhaving van de Regionale uitvoeringsdienst Noord-Holland-Noord (RUD) blijkt echter dat de bewuste afdeklaag niet is aangebracht. De RUD maakt daarom melding bij het toezichtloket van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), vanwege een mogelijke overtreding van het Bbk.
Dit is voor de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) aanleiding om Landview onder oplegging van een dwangsom van € 7.500,00 per overtreding, met een maximum van € 37.500,00, te gelasten om met onmiddellijke ingang herhaling van de overtreding van de artikelen 16 en 18 van het Bbk te voorkomen.
Artikel 16 Bbk verbiedt kort gezegd een instelling het resultaat van een werkzaamheid aan een ander ter beschikking te stellen wanneer hij weet dat dit resultaat geen betrouwbaar beeld verschaft van de eigenschappen, aard, hoedanigheid of samenstelling van de bodem. Artikel 18 Bbk verbiedt een werkzaamheid uit te voeren in strijd met het daarvoor geldende normdocument. Het gaat hier om de essentiële eisen uit §7.2.1 van Protocol 6001, zoals aangegeven in het document Essentiële eisen ILT-toezicht, versie 1.2 van 6 oktober 2016.
Tegen dit dwangsombesluit maakt Landview bezwaar. Tegelijkertijd dient Landview een verzoek om voorlopige voorziening in bij de voorzieningenrechter van de Afdeling, met als doel het dwangsombesluit te schorsen tot zes weken nadat de staatssecretaris heeft beslist op het door Landview gemaakte bezwaar.
Landview erkent dat de duurzame afdeklaag nog niet was aangebracht in tegenstelling tot hetgeen in het evaluatieverslag van 18 januari 2019 door Landview was aangegeven. Volgens Landview bestond echter ten tijde van het indienen van de melding einde sanering het voornemen een afdeklaag van beton te realiseren. De afdeklaag was niet meer nodig ten behoeve van de sanering van de grond en zou daarom later kunnen worden gerealiseerd. Daarnaast is de bodemkwaliteit niet gewijzigd ten opzichte van de situatie van voor de BUS-melding. Om voornoemde redenen is er geen sprake van een overtreding van artikel 16 Bbk. Bovendien was er, omdat er met een isolatielaag zou worden gewerkt, geen sprake van een ‘eindbemonstering’ als bedoeld in paragraaf 7.2.1 van Protocol 6001 en is er dus ook geen sprake van overtreding van artikel 18 van het Bbk.
Oordeel voorzieningenrechter Afdeling
De voorzieningenrechter beslist in het voordeel van Landview en ziet aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
Hoewel het handelen van Landview volgens de voorzieningenrechter op gespannen voet staat met het Bbk, is voor de beantwoording van de vraag of Landview in strijd heeft gehandeld met artikel 16 Bbk nader onderzoek nodig naar de vraag in hoeverre de bodemkwaliteit is gewijzigd ten opzichte van de situatie van voor de BUS-melding. Ook is nader onderzoek nodig voor de vraag of en zo ja op welke wijze sprake is van een overtreding van Protocol 6001, paragraaf 7.2.1, en dus artikel 18 van het Bbk in het geding is. En dat onderzoek kan plaatsvinden in het kader van de beslissing op bezwaar.
Hoewel de voorzieningenrechter oog heeft voor het milieubelang dat de staatssecretaris met het besluit tot oplegging van de last onder dwangsom wil dienen, ziet de voorzieningenrechter onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat de uitvoering van de last zodanig spoedeisend is, dat het besluit op bezwaar niet kan worden afgewacht. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat er geen andere procedures zijn waarin Landview de regelgeving voor bodemsanering zou hebben overtreden. Ook is sinds de melding van de RUD aan de ILT nagenoeg een jaar verstreken voordat de staatssecretaris het besluit tot handhaving heeft genomen.
Raadpleeg hier de volledige uitspraak van de Afdeling van 22 april 2020. ECLI:NL:RVS:2020:1086