Rijksbreed beleid in de transitie naar circulair
De ambitie van de rijksoverheid is dat de Nederlandse economie in 2030 50% minder primaire abiotische grondstoffen gebruikt (mineralen, metalen en fossiel) dan het ijkpunt in 2016. Dit in opmaat naar een economie die in 2050 volledig circulair is. Deze ambitie is in 2016 geformuleerd in het Rijksbrede Programma Circulaire Economie, getiteld ‘Nederland Circulair in 2050’. Dit programma omschrijft wat nodig is om zuiniger en slimmer met grondstoffen, producten en diensten om te gaan.
In januari 2017 ondertekenen vervolgens 180 partijen, vanuit onder meer de overheid, het bedrijfsleven, de vakbeweging en milieuorganisaties, in Den Haag het Grondstoffenakkoord. In deze intentieovereenkomst namen partijen afspraken op om de Nederlandse economie te laten draaien op herbruikbare grondstoffen. Daaruit vloeit een vijftal transitieagenda’s voort, gericht op de sectoren en ketens die zeer belangrijk zijn voor onze economie maar ook het milieu belasten: Kunststoffen, Consumptiegoederen, Maakindustrie, Bouw en Biomassa en Voedsel. In 2018 werd de Green Deal Circulair Inkopen 2.0 ondertekend door zeker 50 publieke en private bedrijven en organisaties, waarmee het versnellen van de circulaire economie door de inzet van het inkoopinstrument verder werd uitgebouwd ten opzichte van de eerste Green Deal Circulair Inkopen (waarin onder meer werd ingezet op circulaire kantoorinrichting binnen het Rijk en circulaire bedrijfskleding).
In de periode daarna zijn er diverse uitvoeringsprogramma’s in het leven geroepen om de doelstellingen, afspraken en agenda’s verder te concretiseren. Zo vertaalt het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie 2019-2023 (februari 2019) de vijf transitieagenda’s naar concrete acties en projecten voor de periode 2019 tot en met 2023, waarna het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie 2020-2023 deze in september 2020 weer aanscherpte naar de laatste ontwikkelingen. Het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie 2021-2023 schetste op haar beurt weer nieuwe activiteiten, evenals de voortgang van de acties die starten of lopen binnen de eerder geformuleerde transitieagenda’s. De meest recente mix van maatregelen bevindt zich in het Nationaal Programma 2023-2030 van februari jl. Daarin is onder meer aandacht voor het verwerken van milieuschade in de prijzen van producten, het invoeren van een verplicht percentage hergebruikt materiaal en het verlengen van de levensduur van producten door ze bijvoorbeeld anders te ontwerpen en reparatie makkelijker te maken.
Statiegeldverplichtingen
Eén voor de consument meest duidelijke veranderingen van de laatste tijd is de stapsgewijze invoering van statiegeld op diverse verpakkingsmaterialen voor drank. Op (kleine) plastic flessen was het al even zo, maar vanaf 1 april 2023 geldt ook een statiegeldverplichting op blikjes. Per blikje wordt 15 eurocent statiegeld gerekend, gelijk aan het statiegeld op kleine plastic flesjes. Consumenten kunnen daarbij kiezen wat ze met hun statiegeld doen: bij supermarkten krijgen ze het terug, bij bijvoorbeeld bioscopen en sportclubs is afgesproken dat het naar een goed doel gaat. Doel van de maatregel is de circa 2 miljard blikjes die jaarlijks over de toonbank gaan in te zamelen en te recyclen en daarmee te voorkomen dat een deel als zwerfafval in het milieu belandt.
Er is meer nodig
Nederland zit kortom bepaald niet stil waar het gaat om de overgang van lineair naar circulair. Naar aanleiding van Europees beleid spreekt Nederland zich af en toe ook zelfs ambitieuzer uit. Waar de Europese Commissie in de voorgestelde verordening over het terugdringen van verpakkingsafval bijvoorbeeld het verpakkingsafval tegen 2040 met 15% wil verminderen ten opzichte van 2018, zou staatssecretaris Heijnen graag meer urgentie laten zien en gaan voor 2030. “Ook de plannen voor hergebruik en hervullen van verpakkingen kunnen ambitieuzer, bijvoorbeeld door het op meer sectoren toe te passen, zoals binnen de detailhandel en supermarkten. Het kopen van geconcentreerde zeep om flessen thuis opnieuw te vullen moet het nieuwe normaal worden,” aldus de staatssecretaris.
Toch komen uit verschillende hoeken ook geluiden waaruit blijkt dat we op nationaal niveau nog een tandje bij zullen moeten zetten om onze doelstellingen te halen. Cijfers stemmen nog niet altijd optimistisch en ook heeft de Sociaal-Economische Raad (SER) zich uitgesproken om meer vaart te maken met de grondstoffentransitie. De in maart verschenen Reflectie Nationaal Programma Circulaire Economie 2023-2030 wijst bovendien op het belang van meer vastgesteld verplichtend beleid, extra financiële middelen voor uitvoering, versnelling en opschaling, het verstevigen van de governance tussen verschillende departementen en duidelijke afspraken met betrokken partijen in de maatschappij om circulaire ambities daadwerkelijk te realiseren.
Ruimtelijke keuzes
Circulaire economie vraagt bovendien om ruimtelijke keuzes, zo kwam naar voren uit een seminar van het PBL. Een circulaire economie neemt meer ruimte in beslag dan de huidige lineaire, fossiele economie. En om ervoor te zorgen dat er richting 2050 geschikte ruimte is voor terreinen met (mogelijk overlastgevende) circulaire activiteiten met een hoge milieucategorie – zoals recycling en hergebruik van bouwmaterialen – moet er in de komende jaren nog veel gebeuren in de fysieke leefomgeving. Uit het PBL-rapport ‘Hoe circulair zijn de Nederlandse consumenten?’ blijkt weliswaar dat Nederlanders al tot veel acties bereid zijn waar een grote milieuwinst mee valt te behalen, bijvoorbeeld minder nieuwe kleding kopen en in een kleinere woning wonen (de ‘sweet spot’ voor beleidsmakers), maar dat er nog veel potentieel is om gedrag te veranderen met een grote milieuwinst, maar een lage bereidheid. Bijvoorbeeld met de trein op vakantie gaan in plaats van met het vliegtuig, of het veranderen van eetgewoontes. Onder meer dat aspect biedt nog aanknopingspunten voor meer stimuleringsbeleid.
Kledingindustrie
Ondertussen ontbreekt het in elk geval niet aan nieuwe initiatieven. Interessant om in dit kader te noemen is de recente initiatiefnota over een nieuw ontwerp voor de kledingindustrie die in januari is ingediend. Deze initiatiefnota onderstreept de noodzaak voor ambitieus beleid om de textielsector te verduurzamen en circulair te maken. Zo bevat het onder meer plannen voor radicaal meer transparantie in de modewereld zodat inzichtelijk wordt welk kledingstuk duurzamer is en welke minder duurzaam. Een nieuw te ontwikkelen instrument moet daarbij inzicht gaan geven in de mate van duurzaamheid van de materialen, processen en producten en om zo tot een berekening te komen van een uniforme ecologische voetafdruk. Dit gaat gepaard met een eco-score: één verplicht Europees label voor textiel. Naast transparantie op productniveau wil het voorstel bedrijven straks ook verplichten om te rapporteren over hun milieu-impact op bedrijfsniveau, bijvoorbeeld over de hoeveelheid niet-verkochte goederen die zij afdanken. Daarbij is de nota ook gericht op onder meer een verbod op het vernietigen van onverkochte consumentengoederen en een verplichting consumenten te voorzien van een pop-up met informatie over wat er gebeurt met kleding als zij die retourneren naar de verzender.
Tot slot
Nationale acties zijn zeer belangrijk. Desalniettemin is het Nederlandse beleid niet los te zien van de Europese doelstellingen en wereldwijde ambities. Om écht tot een circulaire economie te kunnen komen, is immers op internationaal niveau verandering nodig. Ketens van grondstoffen, producten en afval bewegen zich immers ook vaak internationaal en (afgedankte) materialen eindigen daarbij vaak buiten Nederland of zelfs buiten Europa.
In een volgend blog nemen wij u mee in het juridisch kader voor de ‘einde afvalstatus’.