Ernstige milieuverontreiniging of het voorkomen daarvan, vormen regelmatig aanleiding voor spoedeisende bestuursdwang. Zo ook in Amersfoort, waar als gevolg van een brand in meerdere loodsen asbestverontreiniging in de omgeving ontstond. De eigenaar van de loodsen die naliet alle verontreinigde percelen te saneren, is daarbij door het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort (het college) terecht als overtreder in de zin van artikel 1.1a van de Wet milieubeheer (Wm) aangemerkt. Het college mocht dan ook overgaan tot spoedeisende bestuursdwang, zo bepaalde de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in haar uitspraak van 23 mei jl.
Spoedeisende bestuursdwang
Bij de toepassing van de bestuursdwangbevoegdheid, geeft het bevoegd gezag de overtreder doorgaans een termijn als bedoeld in artikel 5:24 lid 2 Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarbinnen de aangeschrevene wordt geacht zelf maatregelen te treffen om de door zijn of haar toedoen ontstane onrechtmatige situatie geheel of gedeeltelijk op te heffen. In sommige situaties, namelijk bij spoedeisende gevallen, is het echter noodzakelijk dat er direct actie wordt ondernomen. Naast normale bestuursdwang kan de overheid daarom spoedeisende bestuursdwang toepassen, of zelfs zeer spoedeisende bestuursdwang. Daarbij hoeft ingevolgde artikel 5:31, eerste lid van de Awb geen begunstigingstermijn te worden gegeven. Het bevoegd gezag kan meteen overgaan tot het herstellen van de rechtmatige situatie en (volgens vaste jurisprudentie) de kosten achteraf met een last onder spoedeisende bestuursdwang op de overtreder verhalen. Deze bevoegdheden kunnen van pas komen in situaties waarin er onvoldoende tijd is om de overtreder zelf nog de kans te geven om de overtreding te beëindigen.
Waar ging de zaak over?
In de nacht van 12 op 13 mei 2016 woedt in Amersfoort in meerdere loodsen, waarin een kinderdagverblijf, een autobedrijf en een interieurbouwbedrijf zijn gevestigd, een omvangrijke brand. Omdat de daken van de loodsen waren voorzien van asbesthoudende golfplaten is bij deze brand asbest vrijgekomen en ontstaat asbestverontreiniging in de omgeving. De eigenaar van de loodsen saneert na de brand alleen haar eigen terrein en het aangrenzende perceel. Op omliggende terreinen zijn echter ook asbestresten terecht gekomen. Over de sanering van de omliggende terreinen wilde de eigenaar van de loodsen geen uitspraken doen totdat haar verzekeringsagent ter plaatse was om uitsluitsel te geven over de dekking van de schade. Het college is er op grond daarvan van uitgegaan dat de eigenaar het overige verontreinigde gebied niet op diezelfde dag zou laten saneren en besloot hiertegen handhavend op te treden door spoedeisende bestuursdwang aan te zeggen en zelf opdracht te geven voor de noodzakelijke asbestsanering. De eigenaar vocht dit besluit aan, nu zij van mening is dat zij niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de sanering van asbestresten in de omgeving van haar percelen. Op grond van artikel 17.1 Wm had het college bovendien niet haar als eigenaar, maar de drijvers van de inrichtingen die in haar loodsen waren gevestigd moeten aanschrijven.
Oordeel Afdeling
De Afdeling gaat niet mee in de opvatting van de eigenaar. Reeds in een eerdere uitspraak bepaalde de Afdeling dat een eigenaar van een pand die na het vrijkomen en de verspreiding van asbest ten gevolge van een brand in zijn pand nalaat om maatregelen te treffen om de nadelige gevolgen voor het milieu te voorkomen dan wel zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken, redelijkerwijs kan vermoeden dat door dit nalaten nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden veroorzaakt.
Aangezien de eigenaar wist van de asbesthoudende dakbedekking, heeft zij daarmee het risico genomen dat bij brand asbestdeeltjes vrijkomen en als gevolg daarvan de omgeving wordt verontreinigd. Bovendien belette de omstandigheid dat de verzekeraar haar nog geen uitsluitsel had gegeven over de dekking van de schade, haar niet om tijdig opdracht voor de noodzakelijke asbestsanering van omliggende percelen te geven. De eigenaar kan dan ook worden verweten dat zij, naast de sanering van haar eigen terrein en het aangrenzende perceel, niet de nodige maatregelen heeft getroffen voor de overige percelen van het verontreinigde gebied. Door voor de overige percelen van het verontreinigde gebied dus niet de maatregelen te nemen die redelijkerwijs van haar kunnen worden gevergd teneinde de nadelige gevolgen voor het milieu te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken, heeft appellante artikel 1.1a Wm overtreden. Dat appellante geen verwijt valt te maken ten aanzien van het ontstaan van de brand en de daarbij vrijgekomen asbest, is niet relevant. Vast staat dat door het laten liggen van de asbestresten nadelige gevolgen voor het milieu konden ontstaan. Dat ook de drijvers van de inrichtingen die in de loodsen waren gevestigd maatregelen hadden kunnen treffen en mogelijk als overtreder konden worden aangemerkt, doet niet af aan het feit dat ook de eigenaar als overtreder kon worden aangemerkt.
Kostenverhaal
Dit maakt dat er geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat het college in zijn geheel van kostenverhaal had behoren af te zien. In dit verband merkt de Afdeling wel op dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom, afgezien van de kosten voor de controle op de locatie, ook de overige ambtenarenkosten onder de bestuursdwang zouden moeten worden geschaard. Dit deel van de kosten kan redelijkerwijze dan ook niet ten laste van de eigenaar komen.
Belang voor de praktijk
Van een zodanig dringende situatie dat ook niet een zeer korte termijn kan worden gegeven, bijvoorbeeld van niet meer dan een dag of zelfs nog korter, is niet snel sprake. Het is dan ook de bedoeling van de wetgever geweest dat van de mogelijkheid tot spoedeisende bestuursdwang met gepaste terughoudendheid gebruik wordt gemaakt. Onderhavige zaak laat zien dat asbestverontreiniging een voorbeeld is van een situatie waarbij vanwege de gevaren voor mens of milieu direct, door ofwel de eigenaar ofwel het bevoegd gezag, moet worden ingegrepen en niet kan worden volstaan met een normale bestuursdwangprocedure met een korte begunstigingstermijn. Nu de eigenaar niet direct de noodzakelijke maatregelen trof die redelijkerwijs van haar konden worden gevergd, was het college bevoegd om spoedeisende bestuursdwang toe te passen. Daarmee was ook het kostenverhaal mogelijk en gerechtvaardigd. Het bevoegd gezag dient er daarbij echter wel acht op te slaan dat alleen ambtenarenkosten die dusdanig samenhangen met de spoedeisende bestuursdwang in beginsel op de overtreder kunnen worden verhaald.
Raadpleeg hier de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.