Sinds 1994 is het verboden om asbestbevattend materiaal te gebruiken, maar desondanks komt asbest nog steeds in onze omgeving voor. Met het oog op de bescherming van de volksgezondheid neemt de gemeente in veel gevallen de taak op zich de eigenaar van het betreffende perceel ertoe aan te zetten de resten te verwijderen, of ruimt de asbestresten uiteindelijk zelf op. Voor het verhaal van de daarbij gemaakte kosten − die hoog op kunnen lopen − richt de gemeente zich op de eigenaar van het perceel. Aan een kostenverhaalsbeschikking of invorderingsbeschikking moet een deugdelijke en controleerbare vaststelling van relevante feiten en omstandigheden ten grondslag liggen. Daarbij moet een en ander ook op schrift zijn gesteld. Slechts de kosten van de saneringswerkzaamheden die gerelateerd zijn aan de asbestbronnen die in het controlerapport zijn vermeld kunnen bij de overtreder in rekening gebracht worden, aldus de Afdeling in een uitspraak van 17 juni 2020.
Waar ging de zaak over?
Op een perceel te Ospel vindt een controle plaats waarbij de toezichthouder constateert dat in de buitenlucht een grote hoeveelheid gebroken asbestplaten in zakken en op pallets is opgeslagen. De toezichthouder maakt naar aanleiding daarvan een rapport op waarin hij alle aangetroffen asbestbronnen opneemt, met daarbij een risicoclassificatie. Al deze restanten zijn ernstig beschadigd, ernstig verweerd en liggen veelal los. Dus is het zaak, zoals het rapport ook aanbeveelt, de restanten op korte termijn te laten verwijderen door een gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf.
Het college van burgemeester en wethouders van Nederweert stuurt vervolgens de eigenaar, onder een aanzegging van een last onder dwangsom, een vooraankondiging op waarin het college vermeldt dat hij in strijd met artikel 10.1 van de Wet milieubeheer en artikel 7.22 van het Bouwbesluit 2012 asbesthoudende materialen opslaat op het perceel. Daarbij draagt het college de eigenaar op een asbestinventarisatierapport te laten opstellen en het asbesthoudende materiaal van het perceel te verwijderen en verwijderd te houden.
Omdat de eigenaar niet tijdig tot het opruimen overgaat schakelt het college zelf een gecertificeerd asbestverwerkingsbedrijf in. Dit bedrijf verwijdert alle asbestrestanten van het perceel, waarbij het ook asbestresten aantreft in een container. Deze resten verwijdert het bedrijf eveneens. Omdat de container niet in het oorspronkelijke rapport is opgenomen maakt het bedrijf hier nog een apart rapport voor op. Het kostenverhaalsbesluit dat de eigenaar is toegezonden vermeldt dat de kosten voor het laten opstellen van het aanvullend rapport € 363,00 zijn en de kosten voor de totale asbestsanering € 7.043,17. De eigenaar van het perceel is het hier echter niet mee eens. Hij voert daartoe onder meer aan dat de betreffende afvalcontainer van tevoren niet is onderzocht.
Oordeel Afdeling
De Afdeling oordeelt dat de last onder bestuursdwang geen betrekking heeft op de container, omdat die last betrekking heeft op de in het rapport geïnventariseerde asbest. De container is daarin niet als asbestbron meegenomen. De kosten voor het laten opstellen van het aanvullend rapport zijn daarom geen kosten van bestuursdwang die op de eigenaar kunnen worden verhaald. Dat geldt ook voor de kosten die verband houden met het verwijderen van asbestrestanten uit de container. En omdat uit de facturen niet kan worden afgeleid welk gedeelte van de totale verwijderingskosten aan díe asbestrestanten kan worden toegeschreven, berust het kostenverhaalsbesluit volgens de Afdeling op een ondeugdelijke motivering. Het kan dan ook niet in stand blijven, waarop de Afdeling de kostenverhaalsbeschikking vernietigt.
Raadpleeg hier de volledige uitspraak van de Afdeling van 17 juni 2020.