Ga naar hoofdinhoud
Home Kennis Weer wat wijzer over ‘omgevingsrechtelijke besluiten’ onder de reikwijdte van het verdrag van Aarhus: twee recente uitspraken

Weer wat wijzer over ‘omgevingsrechtelijke besluiten’ onder de reikwijdte van het verdrag van Aarhus: twee recente uitspraken

13 augustus 2025
Marije van Mannekes
en
Rosa Langeveld

Het is inmiddels al weer een tijd geleden dat wij schreven over de implicaties van de reikwijdte van het Verdrag van Aarhus voor de toegang tot de bestuursrechter. In dit blog behandelen we weer twee uitspraken die laten zien dat dit verdrag onverminderd actueel is in (bestuursrechtelijke) procedures. Het gaat om een uitspraak van 27 mei 2025 van de rechtbank Oost-Brabant over een verkeersbesluit tot het instellen van een nul-emissiezone en een uitspraak van 28 mei 2025 van de rechtbank Rotterdam over een besluit tot wijziging van een vergunning voor laadpalen voor elektrische voertuigen. Nu dit niet per definitie omgevingsrechtelijke besluiten zijn die onder de reikwijdte van het Verdrag vallen, is het interessant om te zien hoe de rechtbanken beoordelen of ook voor dit type besluiten een grotere groep mensen toegang heeft tot de rechter.

Reikwijdte Verdrag van Aarhus

Voor de besluiten die onder de reikwijdte van het Verdrag vallen geldt een ruimere toegang tot de bestuursrechter. Zo kunnen, onder meer, niet-belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend (conform afdeling 3.4 van de Awb, opengesteld voor eenieder) en belanghebbenden die geen zienswijze hebben ingediend in beroep. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 14 april 2021 (ECLI:NL:RVS:2022:1981) aangegeven dat dit geldt ten aanzien van ‘omgevingsrechtelijke besluiten’. Hieronder vallen bijvoorbeeld besluiten op grond van de inmiddels vervallen Wet milieubeheer, Wet ruimtelijke ordening, Wet natuurbescherming en Waterwet.

De Afdeling gaf daarnaast aan dat het feit dat een besluit geen onderdeel uitmaakt van deze opsomming, niet betekent dat het geen omgevingsrechtelijk besluit kán zijn. De opsomming was dus zeker niet uitputtend bedoeld. Als een besluit ‘aanzienlijke milieueffecten’ heeft, zo redeneerde de Afdeling, valt deze onder de reikwijdte van het Verdrag.

Langs deze lijn beoordelen ook de rechtbanken Oost-Brabant en Rotterdam of de betreffende eisers kunnen deelnemen aan de beroepsprocedures. Elk met een andere uitkomst.

Uitspraken rechtbanken Oost-Brabant en Rotterdam

De uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant (ECLI:NL:RBOBR:2025:2983) betreft een verkeersbesluit voor een nul-emissiezone. Dit besluit, genomen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven heeft als gevolg dat bedrijfs- en vrachtauto’s enkel de straten binnen de ring van Eindhoven mogen betreden als zij dat emissieloos kunnen. Zeven tegenstanders van dit besluit komen hiertegen op. Twee van deze tegenstanders beroepen zich op het verdrag van Aarhus, en geven aan dat zij omdat zij een zienswijze hebben ingediend als partij aan het geding moeten kunnen deelnemen. Dit dus ongeacht of zij belanghebbende bij het besluit zijn. De rechtbank ziet zich hierdoor voor de vraag gesteld of het onderhavige besluit een omgevingsrechtelijk besluit is, en het Verdrag van Aarhus dus nog een verschil in de procedure kan maken.

De rechtbank windt er geen doekjes om, en oordeelt in twee zinnen dat het hier om een besluit gaat dat een aanzienlijk effect heeft op het milieu. Volgens de rechtbank is dit het geval omdat met dit besluit uitsluitend nog emissieloze bedrijfs-en vrachtauto’s binnen de Eindhovense ring worden toegestaan. Dit klinkt vanzelfsprekend, maar uit de uitspraak volgt niet wat de milieugevolgen van de nul-emissiezone zijn, of dat deze door de tegenstanders ook daadwerkelijk aannemelijk zijn gemaakt. Bijvoorbeeld door middel van milieuonderzoek.

Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze eisers dus in ieder geval al daarom ontvankelijk in hun beroep tegen het besluit.

De rechtbank Rotterdam (ECLI:NL:RBROT:2025:6262) heeft te maken met een andere casus en is daarbij minder overtuigd. Het gaat in deze zaak om een drietal beroepen van één eiseres tegen de weigering of de verlening van een wijziging van de vergunning op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken ten behoeve van het plaatsen van extra elektrische laadpalen op verschillende verzorgingsplaatsen. Eiseres heeft geen zienswijze ingediend. Voor de vraag of zij toch als ontvankelijk in haar beroep moet worden aangemerkt is het dus relevant of het besluit onder de reikwijdte van het verdrag van Aarhus valt.

De rechtbank oordeelt dat, hoewel het besluit mogelijk maakt dat er extra elektrische laadpunten en bijbehorende werken worden aangelegd, deze wijziging van de fysieke leefomgeving onvoldoende is om aan te nemen dat er sprake is van aanzienlijke milieueffecten. De rechtbank geeft daarbij aan dat eiseres dit ook niet aannemelijk heeft gemaakt. Zij wordt dan ook niet-ontvankelijk verklaard in haar beroep. Anders dan de rechtbank Oost-Brabant, benoemt de rechtbank Rotterdam hier dus wel of de milieueffecten ook aannemelijk te achten zijn.

Conclusie

Als een besluit geen onderdeel uitmaakt van de opsomming die de Afdeling in haar uitspraak van 14 april 2021 heeft gegeven, dan blijft het oordeel over hoe breed de kring is die toegang heeft tot de rechter een casuïstische benadering. Per besluit oordeelt de rechter dan namelijk of er sprake is van aanzienlijke milieueffecten. De uitspraken van de rechtbank Oost-Brabant en Rotterdam lijken op een andere manier licht te schijnen op dezelfde beoordeling, namelijk wanneer een besluit omgevingsrechtelijk is, en, in hoeverre dit aannemelijk moet worden gemaakt. Het besluit tot instellen van een nul-emissiezone is voor de rechtbank Oost-Brabant zonder vragen omgevingsrechtelijk, althans zo is te herleiden uit de uitspraak. Dit terwijl uit de uitspraak niet volgt hoe uit het besluit aanzienlijke milieugevolgen voortkomen. Aan de andere kant staat de rechtbank Rotterdam. Zij oordeelt dat een besluit tot het toevoegen van elektrische laadpalen niet omgevingsrechtelijk is, ook al wijzigt het de fysieke leefomgeving. De rechtbank Rotterdam lijkt er wel waarde aan te hechten dat over de milieueffecten van dit besluit niets aannemelijk is gemaakt.

Raadpleeg hier de volledige uitspraak van de Rb. Oost-Brabant 27 mei 2025 (ECLI:NL:RBOBR:2025:2983) en hier de uitspraak van de Rb. Rotterdam van 28 mei 2025 (ECLI:NL:RBROT:2025:6262).