Afgelopen vrijdag 6 november heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak een verzoek om voorlopige voorziening afgewezen tegen de ontvangstbevestiging van een melding op grond van de programmatische aanpak stikstof. De voorzieningenrechter oordeelde dat de ontvangstbevestiging niet kan worden aangemerkt als een appellabel besluit in de zin van de Awb, waardoor aan een inhoudelijke beoordeling niet werd toegekomen.
De Programmatische aanpak stikstof
Op 1 juli 2015 is de programmatische aanpak stikstof (PAS) in werking getreden. Hiermee is een nieuw systeem van kracht voor vergunningverlening op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998), voor toenames van stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitattypen in Natura 2000-gebieden. Door het nemen van brongerichte maatregelen en herstelmaatregelen is er depositieruimte beschikbaar gekomen, die middels een toestemmingsbesluit kan worden aangewend voor economische ontwikkelingen die een toename van stikstofdepositie veroorzaken. De op programma-niveau genomen brongerichte maatregelen en herstelmaatregelen verzekeren dat de natuurlijke kenmerken van de specifieke Natura 2000-gebieden niet worden aangetast. De toename die zal worden veroorzaakt door een specifiek project of andere handeling wordt berekend via het rekenprogramma AERIUS Calculator. Bij de verlening van een toestemmingsbesluit wordt de berekende hoeveelheid stikstofdepositie ‘afgeschreven’ van de totale beschikbare depositieruimte. Projecten en andere handelingen voor landbouw, industrie of infrastructurele projecten, die leiden tot maximaal 1 mol/ha/jr. depositie, zijn uitgezonderd van de individuele vergunningplicht. Voor toenames onder deze grenswaarde is afzonderlijk per Natura 2000-gebied depositieruimte gereserveerd. Voor specifieke projecten met een toename onder de grenswaarde geldt een meldingsplicht op grond van artikel 19kh, zevende lid van de Nbw 1998 en de Regeling programmatische aanpak stikstof (Regeling PAS).
De voorlopige voorziening
In de onderhavige zaak hebben twee belangenverenigingen bezwaar gemaakt tegen een meldingsbevestiging op grond van de PAS, voor een voorgenomen uitbreiding van de veestapel van een agrarisch bedrijf. De verenigingen stellen dat de voorgenomen wijzigingen in de bedrijfsvoering zullen leiden tot een toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebied Stelkampseveld. Volgens hen geeft de PAS niet de vereiste zekerheid dat de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied Stelkampsveld niet worden aangetast, ondanks dat sprake is van een onder de grenswaarde vallende stikstofdepositie. De verenigingen hebben hangende bezwaar een verzoek tot schorsing van de toestemming ingediend bij de voorzieningenrechter.
Om bezwaar in te kunnen dienen en een verzoek om voorlopige voorziening te kunnen toewijzen dient echter wel sprake te zijn van een appellabel besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In de toelichting op de Regeling PAS is opgenomen dat de meldingsbevestiging geen besluit is als bedoeld in de Awb.[1] Volgens de belangenverenigingen moet de meldingsbevestiging echter wel worden aangemerkt als een besluit, omdat daarmee feitelijk toestemming wordt verleend voor de uitbreiding van het agrarisch bedrijf.
Het oordeel van de voorzieningenrechter
De voorzieningenrechter van de Afdeling oordeelt hier echter anders over. Volgens de voorzieningenrechter is een meldingsbevestiging niet op rechtsgevolg gericht. De uitzondering op de vergunningplicht volgt rechtstreeks uit de wet (artikel 19kh lid 7 Nbw 1998). De melding, noch de meldingsbevestiging is in de Nbw 1998, het Besluit grenswaarden PAS of de Regeling PAS als voorwaarde gesteld voor het van toepassing zijn van de uitzondering op de vergunningplicht. Degene die met gebruikmaking van AERIUS Calculator een melding doet, ontvangt automatisch een meldingsbevestiging. De melding wordt niet beoordeeld door het bevoegd gezag. Evenmin vindt een controle plaats of de gemelde activiteit onder de meldingsplicht valt en daarmee is uitgezonderd van de vergunningplicht. De melding behelst naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook niet de toestemming op het gemelde uit te voeren en is niet op rechtsgevolg gericht. De meldingsbevestiging kan daarom niet worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Awb. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt dan ook afgewezen.
Gevolgen voor de praktijk
De juridische status van meldingen staat al langere tijd ter discussie en is recent uitgebreid besproken door staatsraad advocaat-generaal Widdershoven.[2] Het rechtskarakter van een reactie op een melding is bepalend voor de openstaande rechtsbescherming en voor de publiekrechtelijke normering. Op grond van de artikel 8:1 Awb en 7:1 Awb kunnen belanghebbenden alleen tegen besluiten bezwaar en beroep instellen bij de bestuursrechter. Voor het nemen van besluiten gelden de publiekrechtelijke normen van hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4 Awb.
Indien het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter wordt overgenomen in de bodemprocedure staat vast dat er geen rechtsbescherming openstaat tegen meldingen op grond van de PAS. De meldingen zullen echter wel indirect aangevochten kunnen worden door middel van het doen van een handhavingsverzoek. De (dan naar verwachting afwijzende) beslissing op het handhavingsverzoek is wel een besluit waartegen bezwaar en beroep mogelijk is.
Gedeputeerde staten van Gelderland zijn in deze procedure bijgestaan door Hans Besselink.
Bron: Vz ABRvS 6 november 2015, 201507651/1/R2
[1]Regeling PAS, Stcrt. 2015, nr. 16320, p. 31
[2]Conclusie A-G Widdershoven, 12 november 2014, 201303069/2/A3 en 201304895/2/A3, ECLI:NL:RVS:2014:4116