Het doel en belang van cumulatieregels
Met ingang van 1 januari 2024 heeft de Europese Commissie twee nieuwe verordeningen vastgesteld voor de verlening van de-minimissteun, namelijk voor reguliere de-minimissteun (de reguliere de-minimisverordening) en voor de-minimissteun aan ondernemingen die zijn belast met een dienst van algemeen economisch belang (de DAEB-de-minimisverordening). Met de vaststelling van deze verordeningen zijn de plafonds voor de-minimissteun verhoogd. Voor reguliere de-minimissteun geldt een maximum van € 300.000 per onderneming per drie jaar en voor DAEB de-minimissteun een maximum van € 750.000 per onderneming per drie jaar. Steun die dit bedrag overschrijdt, kan niet op basis van deze verordeningen worden vrijgesteld en moet in beginsel worden aangemeld bij de Europese Commissie.
Het komt voor dat overheden de-minimissteun willen verlenen aan een onderneming die reeds de-minimissteun of andere steun heeft ontvangen (bijvoorbeeld op basis van een groepsvrijstellingsverordening of een Commissiebesluit). De cumulatieregels in de de-minimisverordeningen bepalen dan of er nog de-minimissteun aan de betreffende onderneming mag worden verleend en zo ja, tot welk plafond. Met de vaststelling van de nieuwe verordeningen in 2024 zijn ook deze cumulatieregels gewijzigd; met name de regels voor de cumulatie van DAEB de-minimissteun zijn onder het huidige kader aanzienlijk ruimer dan voorheen.
Cumulatie van DAEB de-minimissteun met andere (de-minimis)steun
DAEB de-minimissteun komt in beeld als een overheid een onderneming heeft belast met de uitvoering van een dienst van algemeen economisch belang (DAEB) en daarvoor een vergoeding wil verstrekken. Als deze vergoeding niet meer dan € 750.000 per onderneming per drie jaar bedraagt, kan deze vergoeding in beginsel op basis van de DAEB-de-minimisverordening worden verstrekt.
Op grond van het huidige kader kan DAEB de-minimissteun met reguliere de-minimissteun worden gecumuleerd tot maximaal € 1.050.000 (€ 750.000 DAEB de-minimissteun en € 300.000 reguliere de-minimissteun). Dit biedt aanzienlijk ruimere mogelijkheden dan voorheen. Eerder was cumulatie van DAEB de-minimissteun met andere de-minimissteun mogelijk, maar moest het destijds geldende plafond voor DAEB de-minimissteun van € 500.000 in acht worden genomen. Deze beperking is in het nieuwe artikel 5 lid 1 van de DAEB-de-minimisverordening losgelaten.
Bijvoorbeeld: een gemeente heeft een projectontwikkelaar belast met een DAEB voor de bouw van een wooncomplex voor mensen met een zorgindicatie. De gemeente is voornemens om de projectontwikkelaar een eenmalige subsidie van € 900.000 te verstrekken voor de uitvoering van deze taak. Deze subsidie kan op basis van de DAEB-de-minimisverordening en reguliere de-minimisverordening worden verstrekt, omdat de-minimissteun op basis van deze verordeningen mag worden gecumuleerd tot € 1.050.000.
DAEB de-minimissteun kan eveneens worden gecumuleerd met de-minimissteun die op basis van de landbouw de-minimisverordening of de visserij de-minimisverordening is verleend. Op basis van deze verordeningen kan de-minimissteun worden verleend aan ondernemingen die actief zijn in de primaire productie van landbouw-, visserij- en aquacultuurproducten. Deze ondernemingen zijn van de werkingssfeer van de reguliere de-minimisverordening uitgesloten. Cumulatie van DAEB de-minimissteun en landbouw de-minimissteun is mogelijk tot € 800.000 (€ 750.000 DAEB de-minimissteun en € 50.000 landbouw de-minimissteun). Voor ondernemingen die actief zijn in de primaire productie van visserij- en aquacultuurproducten geldt een plafond van € 780.000 (€ 750.000 DAEB de-minimissteun en € 30.000 visserij de-minimissteun).
Het huidige kader biedt overheden dus relatief veel ruimte om de-minimissteun te verlenen aan ondernemingen die met een DAEB zijn belast, met name als het om de verlening van DAEB de-minimissteun en reguliere de-minimissteun gaat.
Een belangrijk aandachtspunt bij de verlening van DAEB de-minimissteun is dat DAEB de-minimissteun niet mag worden gecumuleerd met compensatie voor dezelfde DAEB, ongeacht of deze compensatie staatssteun vormt of niet. Als de onderneming dus reeds met een DAEB is belast en voor de uitvoering van die DAEB wordt gecompenseerd (bijv. op basis van het DAEB-vrijstellingsbesluit), dan kan voor dezelfde dienst geen DAEB de-minimissteun worden verleend. Dit is vastgelegd in artikel 5 lid 2 van de DAEB-de-minimisverordening.
Bijvoorbeeld: de Rijksoverheid heeft een subsidieregeling vastgesteld op basis waarvan investeerders in aanmerking komen voor een subsidie voor de bouw van flexwoningen. In deze subsidieregeling is opgenomen dat de realisatie van flexwoningen als DAEB wordt aangemerkt en dat iedere investeerder die flexwoningen wil realiseren (in overeenstemming met de regeling) en daarvoor een subsidie aanvraagt wordt belast met de uitvoering van de DAEB. De subsidie wordt verstrekt in overeenstemming met het DAEB-vrijstellingsbesluit. Een investeerder klopt na ontvangst van de Rijkssubsidie aan bij zijn gemeente omdat hij ook na deze subsidieverlening nog een tekort op zijn project heeft. In die omstandigheden kan de gemeente de onderneming niet met dezelfde DAEB belasten en een vergoeding op basis van de DAEB-de-minimisverordening verstrekken. Daar staat artikel 5 lid 2 van de DAEB-de-minimisverordening aan in de weg.
Cumulatie van reguliere de-minimissteun met landbouw en visserij de-minimissteun
Met betrekking tot de cumulatie van reguliere de-minimissteun met landbouw en visserij de-minimissteun geldt dat cumulatie van deze soorten de-minimissteun slechts mogelijk is tot het plafond van de reguliere de-minimisverordening. Dit betekent dat tot maximaal € 300.000 per onderneming per drie jaren mag worden verstrekt (bijvoorbeeld € 50.000 landbouw de-minimissteun en € 250.000 reguliere de-minimissteun). Zie hiervoor artikel 5 lid 2 van de reguliere de-minimisverordening.
In de landbouw de-minimisverordening en de visserij de-minimisverordening is gepreciseerd dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat de activiteiten die onder deze verordeningen vallen geen de-minimissteun genieten die onder de reguliere de-minimisverordening is verleend (zie artikelen 5 lid 1 van deze verordeningen). Om dat te voorkomen kunnen ondernemingen worden verplicht een gescheiden boekhouding te voeren voor de activiteiten die zien op de primaire productie van landbouw-, visserij- en aquacultuurproducten (waarvoor landbouw en visserij de-minimissteun kan worden verleend) en voor andere activiteiten (waarvoor reguliere de-minimissteun kan worden verleend).
Cumulatie van landbouw de-minimissteun met visserij de-minimissteun
Ten aanzien van landbouw de-minimissteun en visserij de-minimissteun geldt dat cumulatie van deze soorten de-minimissteun mogelijk is tot het hoogste plafond dat in de betreffende verordeningen is vastgesteld (dus tot maximaal € 80.000). De lidstaten moeten er wederom voor zorgen dat de onderneming voor de primaire productie van landbouwproducten geen de-minimissteun ontvangt die onder de visserij de-minimisverordening is verleend, en andersom. Ook hier kan een gescheiden boekhouding uitkomst bieden.
Cumulatie van de-minimissteun met steun die op basis van een groepsvrijstellingsverordening of een Commissiebesluit is verstrekt
De regels met betrekking tot de cumulatie van de-minimissteun met steun die op basis van een groepsvrijstellingsverordening (zoals de Algemene Groepsvrijstellingsverordening) of een Commissiebesluit is verstrekt zijn in alle de-minimisverordeningen hetzelfde: de-minimissteun die niet wordt verleend voor of kan worden toegerekend aan (dezelfde) specifieke in aanmerking komende kosten, mag worden gecumuleerd met andere staatssteun die op grond van een groepsvrijstellingsverordening of een besluit van de Commissie is verleend. In dat geval hoeft geen rekening te worden gehouden met de hoogste steunintensiteit of het hoogste steunbedrag, zoals dat in de groepsvrijstellingsverordening of het Commissiebesluit is bepaald.
Bijvoorbeeld: een gemeente heeft op basis van artikel 53 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening een subsidie verstrekt aan een onderneming voor de renovatie van een monumentaal pand (omdat, in dit specifieke geval, aan alle voorwaarden van artikel 107 lid 1 VWEU werd voldaan). Een jaar later stelt de gemeente een subsidieregeling vast die voorziet in een tegemoetkoming voor ondernemingen die te maken hebben met hoge energiekosten als gevolg van een stijging van de energieprijzen. De onderneming vraagt op basis van deze subsidieregeling een subsidie aan. De gemeente kan in dat geval de subsidie verlenen op basis van de reguliere de-minimisverordening, als de subsidie niet meer bedraagt dan € 300.000 per drie jaar en ook aan de overige voorwaarden van de verordening wordt voldaan. De gemeente hoeft dan geen rekening te houden met de voorwaarden die artikel 53 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening stelt, omdat de subsidie niet voor dezelfde in aanmerking komende kosten wordt verstrekt.
Als de de-minimissteun wordt verstrekt voor dezelfde in aanmerking komende kosten of dezelfde risicofinancieringsmaatregel, dan geldt dat cumulatie mogelijk is, zolang de hoogste steunintensiteit of het hoogste steunbedrag niet wordt overschreden zoals dat in de betreffende groepsvrijstellingsverordening of in het Commissiebesluit is vastgesteld. Dit zal van geval tot geval moeten worden beoordeeld.
Tot slot
De mogelijkheden om de-minimissteun te cumuleren met andere (de-minimis)steun, lopen uiteen. In de situatie dat een overheid te maken krijgt met cumulatie van steun, is het dus zaak om goed na te gaan welke regels van toepassing zijn en meer specifiek, tot welk plafond de-minimissteun kan worden verstrekt.
In het blogbericht De registratieplicht voor de-minimissteun: de betekenis voor overheden gaan Maartje de Wit en Marleen Botman uitgebreid in op de verplichting om de verlening van de-minimissteun in een centraal register te registeren.