Home Kennis Toepassing van artikel 29 en 37 Wbb is ook mogelijk bij ernstige bodemverontreiniging veroorzaakt vanaf 1 januari 1987

Toepassing van artikel 29 en 37 Wbb is ook mogelijk bij ernstige bodemverontreiniging veroorzaakt vanaf 1 januari 1987

Op 5 april 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een interessante uitspraak gewezen over de Wet bodembescherming (Wbb). Uit deze uitspraak volgt dat het bevoegd gezag op grond van zowel artikel 13 (zorgplicht) als artikel 29 en 37 Wbb (saneringsplicht) handhavend kan optreden tegen veroorzakers van bodemverontreinigingen die zijn veroorzaakt vanaf 1 januari 1987. In deze blog gaan wij in op deze uitspraak. Voordat wij op de uitspraak ingaan, introduceren wij het juridisch kader van artikel 13 en artikel 29 en 37 Wbb.

Juridisch kader

Onder de Wet bodembescherming wordt onderscheid gemaakt tussen bodemverontreinigingen veroorzaakt vóór en vanaf 1 januari 1987. Op verontreinigingen die vanaf 1 januari 1987 zijn veroorzaakt, ook wel aangeduid als nieuwe verontreinigingen, is de zorgplichtbepaling van artikel 13 Wbb van toepassing. Dit artikel legt de veroorzaker van de verontreiniging de verplichting op om de bodemverontreiniging en de directe gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken. Uitgangspunt is dat de verontreiniging geheel ongedaan moet worden gemaakt, tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden verlangd. Artikel 13 Wbb is niet van toepassing op verontreinigingen die zijn veroorzaakt vóór 1 januari 1987. Vóór 1987 bestond de verplichting als bedoeld in artikel 13 Wbb niet, waardoor het in strijd met de rechtszekerheid is om dat artikel op verontreinigingen van daarvoor toe te passen.

Op verontreinigingen van vóór 1 januari 1987, ook wel aangeduid als historische verontreinigingen, zijn de regels uit hoofdstuk IV van de Wet bodembescherming (waaronder artikel 29 en 37 Wbb) van toepassing. Uitgangspunt is dat een sanering noodzakelijk is als een geconstateerde verontreiniging is aangewezen als een geval van ernstige verontreiniging én sprake is van onaanvaardbare humane, ecologische of verspreidingsrisico’s bij het huidige of toekomstige gebruik die spoedige sanering noodzakelijk maken. De vaststelling vindt plaats in een beschikking ernst en spoed die op grond van artikel 29 lid 1 jo. 37 lid 1 Wbb kan worden genomen. In deze beschikking wordt een termijn gesteld voor de start van de sanering van de verontreiniging. Uitgangspunt is functiegerichte sanering.

Uitspraak van 5 april 2023

Uit de uitspraak van de Afdeling van 5 april 2023 volgt dat artikel 13 Wbb niet uitsluit dat ter zake van een verontreiniging veroorzaakt vanaf 1 januari 1987 handhavend wordt opgetreden op grond van artikel 29 en 37 Wbb. Voor een nieuwe verontreiniging kan het bevoegd gezag op grond van zowel artikel 13 (zorgplicht) als artikel 29 en 37 Wbb (saneringsplicht) handhavend optreden. De Afdeling overweegt in dat kader dat:

“Voor verontreinigingen van na 1986 kunnen zowel artikel 13 als artikel 37 worden toegepast, waarbij van belang is dat artikel 13 alleen verplichtingen oplegt aan de vervuiler en artikel 37 een ruimer toepassingsbereik heeft en ook verplichtingen aan anderen kan opleggen. Dat is ook in deze zaak van belang omdat Custom Powders niet de overtreder van artikel 13 van de Wbb is, maar op grond van artikel 55b, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 37, vijfde lid, in haar hoedanigheid als eigenaar van de locatie, wel verantwoordelijk kan worden gesteld voor de sanering. Ook zijn de omvang en mate van verplichtingen die artikel 13 van de Wbb oplegt anders dan die op basis van artikel 37 van de Wbb kunnen worden opgelegd. Artikel 13 van de Wbb verschilt dus zowel wat betreft reikwijdte, als wat betreft de op grondslag daarvan op te leggen verplichtingen van de artikelen 29 en 37 van de Wbb, zodat toepassing van het ene artikel toepassing van de andere artikelen niet uitsluit.” (ABRvS 5 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1359, r.o. 2.1).

Uit rechtsoverweging 2.2 van de uitspraak volgt bovendien dat een beleidsregel van het bevoegd gezag waarin onderscheid wordt gemaakt tussen nieuwe en historische bodemverontreiniging en waarin regels worden gesteld over de wijze waarop kan worden bepaald of iets een nieuwe of een historische verontreiniging is, niet in de weg staat aan de toepassing van artikel 37 Wbb op nieuwe verontreinigingen. Dit is anders als in de beleidsregel expliciet wordt uitgesloten dat bij nieuwe verontreinigingen (ook) artikel 37 van de Wbb wordt toegepast.

Conclusie

Uit de uitspraak van 5 april 2023 volgt dat voor ernstige verontreinigingen met onaanvaardbare humane, ecologische of verspreidingsrisico’s die zijn veroorzaakt vanaf 1 januari 1987, zowel artikel 13 Wbb als artikel 29 en 37 Wbb kunnen worden toegepast.

Raadpleeg hier de volledige uitspraak van de Afdeling van 5 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1359.