Om te kunnen voldoen aan de emissiereductiedoelstellingen van dit kabinet en los te komen van het gas, moet worden ingezet op de optimale winning van duurzame energie. Nieuwe ontwikkelingen in de transitie naar een duurzame energievoorziening, zoals bodemenergie, breiden het aantal projecten in de ondergrond verder uit. Om het toekomstig bodemgebruik goed af te stemmen, hebben de ministeries van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en van Economische Zaken en Klimaat (EZK) in samenwerking met provincies, gemeenten en waterschappen een samenhangend beleid voor het gebruik van de ondergrond ontwikkeld: de Structuurvisie Ondergrond (STRONG). Met deze structuurvisie is een belangrijke stap gezet om te komen tot een meer optimale winning van bodemenergie.
De Structuurvisie Ondergrond
De Structuurvisie Ondergrond heeft als doel een “duurzaam, veilig en efficiënt gebruik van de ondergrond, waarbij beschermen en benutten met elkaar in balans zijn.” Het biedt een afwegingskader voor beleidsmakers die op nationaal en regionaal niveau geconfronteerd worden met nieuwe plannen ten aanzien van een tweetal belangen in de diepe bodem: de drinkwatervoorziening en mijnbouwactiviteiten in het kader van (duurzame) energie.
In de structuurvisie is de kabinetsreactie op het advies van de Commissie voor de milieueffectrapportage verwerkt, evenals relevante passages uit het Regeerakkoord 2017-2021 waar het gaat om de ambities van het kabinet op het gebied van klimaat en energie en het gebruik van de ondergrond. Ook wordt met de structuurvisie uitvoering gegeven aan een vijftal moties die in de Tweede Kamer zijn aangenomen. Gebruikers van de ondergrond mochten aan de hand van een zienswijzeprocedure meedenken over de Ontwerp Structuurvisie Ondergrond. Uit de 169 ingediende zienswijzen bleek onder meer dat veel partijen van mening waren dat in de structuurvisie nog geen duidelijke keuze werd gemaakt voor het afbouwen van het gebruik van fossiele bronnen en het bieden van ruimte aan de bijdrage die de ondergrond kan leveren aan de energietransitie. Dit is in de definitieve structuurvisie krachtiger neergezet.
De visie maakt bijvoorbeeld duidelijk dat daar waar nog behoefte bestaat aan aardgas dit uit de Nederlandse kleine velden zou moeten worden gewonnen, dat op nieuwe onshore gasvelden niet meer mag worden gezocht naar aardgas en er geen locaties meer gereserveerd of aangewezen worden voor de winning van schaliegas. Wel wordt ruimte vrijgemaakt voor de afvang en offshore opslag van CO2 (carbon capture and storage, CCS) en het beter benutten van de potentie van bodemenergie en geothermie. Verder verduidelijkt de structuurvisie waar bedrijven vergunningen kunnen aanvragen voor activiteiten in de ondergrond en waar niet. Hoewel niet op voorhand gezegd kan worden dat initiatieven voor duurzame energieopwekking altijd en overal gunstiger uit de afweging komen dan initiatieven voor fossiele energieproductie, dient bij het gebruik van de ondergrond voor zowel duurzame als fossiele vormen van energie, voorrang gegeven te worden aan duurzame toepassingen.
Om nieuwe energieprojecten goed af te stemmen met de omgeving, geeft het Rijk bij de besluitvorming daarover samen met de regio vorm aan wat in de structuurvisie ‘omgevingsparticipatie’ wordt genoemd. Het samenbinden van belanghebbenden, het zo vroeg mogelijk betrekken van de omgeving, het delen van informatie en bieden van transparantie over het proces, rollen en belangen, een gezamenlijke verantwoordelijkheid en maatwerk vormen daarbij belangrijke uitgangspunten.
Vervolg
In deze structuurvisie is maar een beperkt aantal keuzes gemaakt. Daarmee wordt zo veel mogelijk ruimte opengelaten voor nieuwe toekomstige ontwikkelingen. Het beleid voor de ondergrond, beschreven in deze structuurvisie, zal onderdeel worden van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Naast de Structuurvisie Ondergrond werken Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen binnen het Programma Bodem en Ondergrond nog aan een reeks maatschappelijke vraagstukken die zich meer in de ondiepe ondergrond afspelen. Daarbij valt te denken aan onder meer het omgaan met kabels en leidingen, veenbodemdaling, geothermie, gebiedsgericht grondwaterbeheer en het verbeteren van de kennis en informatievoorziening over bodem en ondergrond in brede zin.