Waar ging de zaak over?
Een Tilburgse voetbalvereniging heeft op een sportpark een kunstgrasveld in gebruik. In dit kunstgrasveld is rubbergranulaat gebruikt als zogenoemd infill-materiaal tussen de ‘grassprieten’. Korrels rubbergranulaat zijn daarvoor geschikt omdat deze ervoor zorgen dat de bal op kunstgras ongeveer net zo reageert als op natuurgras en het bovendien mogelijk maken dat voetballers slidings kunnen uitvoeren zonder schaafwonden op te lopen.
De gemeente Tilburg en het gemeentelijk Sportbedrijf Tilburg zijn eigenaar respectievelijk exploitant van het sportcomplex waarop dit kunstgrasveld zich bevindt. De Stichting InStrepitus vindt dat rubbergranulaat een bodemverontreinigende stof is en verzoekt het college van burgemeester en wethouders van Tilburg om handhavend op te treden tegen het gebruik van dit rubbergranulaat als infill-materiaal. Nadat het college het handhavingsverzoek eerst afwijst, besluit het college op een later moment een handhavingstraject te starten door middel van het verzenden van een waarschuwingsbrief aan de gemeente. Daaraan legt het college ten grondslag dat de gemeente de zorgplicht uit artikel 13 van de Wbb heeft geschonden. Onder andere vanwege niet aansluitende kantplanken en het aanwezige rubbergranulaat in de grond rondom het veld, heeft de gemeente niet alle maatregelen uit het zorgplichtdocument 2017 genomen die redelijkerwijs van de gemeente konden worden gevergd om verontreiniging te voorkomen.
De stichting kan zich er echter niet mee verenigen dat het college geen bestuurlijke handhavingsmiddelen heeft aangewend, maar de gemeente eerst een waarschuwing heeft gegeven. Volgens de stichting gaat het college in het bestreden besluit daarnaast (onder meer) uit van een te beperkte uitleg van artikel 13 van de Wbb. De gemeente zou meer moeten doen om de bodemverontreiniging te voorkomen. De stichting wenst dat het kunstgrasveld en/of het drainagesysteem opnieuw wordt aangelegd waarbij het toegepaste rubbergranulaat geheel en permanent verwijderd wordt.
Het college stelt zich daarentegen op het standpunt dat het gebruik van rubbergranulaat als infill-materiaal op het kunstgrasveld onder voorwaarden voldoet aan de zorgplicht van artikel 13 van de Wbb. Weliswaar brengt het gebruik van rubbergranulaat met zich mee dat er een risico is dat de bodem wordt verontreinigd of aangetast, maar met het toepassen van de zorgplichtdocumenten 2017 en 2020 worden volgens het college alle maatregelen getroffen die redelijkerwijs van de gemeente kunnen worden gevergd om die verontreiniging of aantasting te voorkomen. Verdergaande maatregelen staan niet in redelijke verhouding tot de mogelijke negatieve gevolgen voor de bodem onder en rondom het kunstgrasveld.
Partijen verschillen kortom in essentie van mening over de vraag in hoeverre de gemeente op basis van de in artikel 13 van de Wbb vervatte zorgplicht verplicht is om alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs kunnen worden gevergd om een verontreiniging of aantasting van de bodem te voorkomen. De vraag is dus hoe ruim het preventieve deel van artikel 13 van de Wbb moet worden uitgelegd.
Hoe oordeelt de Afdeling?
De Afdeling gaat niet mee in het betoog van de stichting en oordeelt in het voordeel van het college. In zijn algemeenheid overweegt de Afdeling dat de aanleg en het houden van een kunstgrasveld met gebruikmaking van rubbergranulaat als infill-materiaal, zoals hier het geval, kan worden aangemerkt als een handeling als bedoeld in de artikelen 6 tot en met 11 van de Wbb. Dit betekent dat de zorgplicht van artikel 13 van de Wbb van toepassing is en de eigenaar van de locatie, in dit geval de gemeente, op die grondslag als mogelijke overtreder kan worden aangeschreven. De gemeente is op grond van de in artikel 13 van de Wbb vervatte zorgplicht, die mede gericht is op het voorkomen van verontreiniging of aantasting van de bodem, dan ook in zoverre verplicht om alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs kunnen worden gevergd om een verontreiniging of aantasting van de bodem te voorkomen.
Echter, uit de tekst van artikel 13 van de Wbb, noch uit de wetsgeschiedenis en de totstandkoming daarvan, blijkt dat toepassing van artikel 13 van de Wbb zodanig moet worden opgevat dat iedere bodemverontreiniging en/of -aantasting geheel en permanent voorkomen dient te worden, aldus de Afdeling. Het gaat bij de in artikel 13 van de Wbb immers om het nemen van alle maatregelen die redelijkerwijs kunnen worden gevergd. In deze zaak mocht het college ervan uit gaan dat de maatregelen uit het zorgplichtdocument 2017 en 2020, ook zonder het kunstgrasveld en/of het drainagesysteem opnieuw te hoeven aanleggen, bij wijze van ‘stand der techniek’ alle te treffen voorhanden maatregelen zijn die redelijkerwijs kunnen worden gevergd om een verontreiniging of aantasting van de bodem te voorkomen. En daarmee in het licht van de zorgplichtbepaling van artikel 13 van de Wbb als toereikend mogen worden beschouwd. De opvatting van de stichting dat in dit geval pas aan de preventieve zorgplicht van artikel 13 van de Wbb wordt voldaan als het toegepaste rubbergranulaat geheel en permanent verwijderd wordt, gaat dus te ver.
Raadpleeg hier de volledige uitspraak van de Afdeling van 19 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2944 en twee vergelijkbare uitspraken van dezelfde datum (ECLI:NL:RVS:2022:3012 en ECLI:NL:RVS:2022:3013).