Bestuurlijke boetes worden soms in (hoger) beroep gematigd vanwege een overschrijding van de zogeheten redelijke termijn. De bestuursrechters hanteren dezelfde lijn voor wat betreft de aanvang van de redelijke termijn en de duur daarvan. Wat betreft de omvang van de matiging constateert Carola de Rond echter enkele verschillen tussen de rechtspraak van de hoogste bestuursrechters.
Verschillen hoogste bestuursrechters en rechtbank Rotterdam
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) matigt boetes in voorkomende gevallen met een hoger maximumbedrag dan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), de Centrale Raad van Beroep (CRvB) en de belastingkamer van de Hoge Raad doen. Daarnaast constateer ik dat de rechtbank Rotterdam sinds een jaar of twee haar rechtspraak over de matiging van boetes vanwege een overschrijding van de redelijke termijn lijkt te hebben gewijzigd – in ieder geval in procedures over boetes van de Autoriteit Consument & Markt (ACM), de Autoriteit Financiële Markten (AFM), De Nederlandsche Bank (DNB) en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), waarover het CBb in hoger beroep oordeelt. In dit artikel beschrijft Carola de Rond de verschillen die haar zijn opgevallen.