Wat speelde? Aan de overzijde van de woning van appellant in het buitengebied van Jisp maakt het college via een wijzigingsplan een nieuw agrarisch bouwperceel mogelijk. De woning van appellant daalt hierdoor in waarde.
Het College constateert dat sprake is van een planologische verslechtering en de schade EUR 30.000,= bedraagt. Van dat bedrag komt EUR 2.500,= voor eigen rekening, omdat die schade voortvloeit uit mogelijkheden die het bestemmingsplan al bood. Voor de rest geldt een NMR van 4%.
Hoe oordeelt de Afdeling Voor zover hier relevant, oordeelt de Afdeling dat een NMR van 4% te hoog is. De vestiging van een nieuw agrarisch bedrijf in het agrarische buitengebied is op zich een normale maatschappelijke ontwikkeling die past binnen de structuur van de omgeving. Punt is alleen dat de ontwikkeling voor de vaststelling van het moederplan in 2007 niet paste binnen het gemeentelijk ruimtelijk beleid. Dat maakt dat vaststelling van het wijzigingsplan in 2011 niet paste binnen het gedurende een reeks van jaren gevoerde gemeentelijk beleid. De Afdeling doet de zaak zelf af en bepaalt het NMR op 3%.
Wat kunt u met de zaak? Deze zaak is een duidelijk voorbeeld hoe verschillende factoren relevant bij de bepaling van het NMR individueel het percentage bepalen. Hier was het college op 4% gaan zitten, maar er bleek dat een van de factoren (het beleid) verkeerd was ingeschat, waardoor het NMR terugging naar 3%. Hier had het college op kunnen anticiperen door op voorhand op 5% te gaan zitten, hetgeen ook mogelijk was omdat het (volgens het college) ging om een normale ontwikkeling, passend bij de omgeving en het gemeentelijk beleid.
ABRvS 25 november 2020, nr. 201908436/1/A2.