Waar ging de zaak over?
De eigenaar van een leegstaand pand in Sittard heeft een buurman die een horecagelegenheid met een terras exploiteert. Dit terras ligt voor de woning van de pandeigenaar. Nadat de pandeigenaar meermaals handhavingsverzoeken indient bij de burgemeester van Sittard-Geleen, voeren handhavers van de gemeente naar aanleiding van deze verzoeken controle uit. Zij constateren daarbij dat de parasol van de horecagelegenheid over de één meter brede strook voor het pand hangt. Ook past de uitstraling van de picknickbanken niet binnen het stadsgezicht van de Markt en voldoen ze om die reden niet aan de vergunningvoorschriften. Voor deze overtredingen legt de burgermeester de buurman een last onder dwangsom op.
Nadat opmerkelijk genoeg zowel het invorderingsbesluit van de burgemeester als het bezwaarschrift van de buurman naar aanleiding van de opgelegde last door fouten niet op de juiste plekken terechtkomen, maken de buurman en burgemeester onderling afspraken. De burgemeester wijzigt daarop de exploitatievergunning van de buurman met als gevolg dat de parasol toch over de strook voor het pand mag hangen en ook de picknickbanken in orde zijn. Dit omdat het pand al meer dan 25 jaar leegstaat en het daardoor geen gebruiksfunctie heeft op grond waarvan de eigenaar of andere gebruikers van het pand daardoor benadeeld worden. De pandeigenaar kan zich hierin nog altijd niet vinden. Door de exploitatie van het terras voor haar pand kan zij geen horecagelegenheid in haar eigen pand exploiteren en kan ze het pand bovendien niet verkopen of verhuren. Ook levert het terras van de buurman lichthinder en geluidsoverlast op. De burgemeester had volgens haar bovendien niet, in afwijking van het advies van de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit, tot legalisering van de picknickbanken over mogen gaan.
Tegen de wijziging van de vergunning maakt de pandeigenaar dan ook bezwaar. De burgemeester verklaart dit bezwaar echter ongegrond.
De vraag die zich vervolgens voordoet is of de burgemeester de exploitatievergunning mocht wijzigen tijdens het handhavingstraject en de geconstateerde overtredingen met het wijzigen van de exploitatievergunning aldus gelegaliseerd zijn.
Oordeel Afdeling
Het antwoord van de Afdeling daarop luidt bevestigend.
De wijziging van de exploitatievergunning was rechtmatig. Met de wijziging heeft de burgmeester het woon-en leefklimaat in de naaste omgeving niet op ontoelaatbare wijze nadelig beïnvloed (zoals voorgeschreven in artikel 2:28, zesde lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Sittard-Geleen). Daarbij speelt mee dat het pand al 25 jaar leeg staat. Hier komt bij dat in de voorschriften van de terrasvergunning staat dat de exploitatievergunning kan worden herroepen indien het leegstaande pand in gebruik wordt genomen.
Dat de burgemeester al eerder een handhavingstraject gestart was maakt niet dat de exploitatievergunning niet meer gewijzigd mocht worden. Dit doet volgens de Afdeling dan ook niet af aan de rechtmatigheid van deze wijziging. De Afdeling weegt hierbij mee dat doordat de handhavingsbesluiten naar het verkeerde adres gestuurd waren de buurman pas laat op de hoogte was van het handhavingstraject. Na het maken van bezwaar is de vergunningenhouder in gesprek getreden met de burgemeester. Aan de hand van dit gesprek heeft de burgemeester een afweging gemaakt tussen de economische belangen van de buurman en de belangen van de pandeigenaar. Op basis van deze belangenafweging besloot de burgemeester de exploitatievergunning te wijzigen. Dat de pandeigenaar niet bij dit gesprek betrokken was is volgens de Afdeling niet aan de burgemeester te wijten. Zij is zelf niet op de gespreksuitnodiging ingegaan.
De bovenstaande overwegingen brengen mee dat de geconstateerde overtredingen gelegaliseerd zijn, en de burgemeester dan ook niet meer bevoegd was handhavend op te treden.
Raadpleeg hier de volledige uitspraak van de Afdeling van 10 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2303.