Wat speelde er in deze zaak?
Drie caravaneigenaren, te weten A, B en C, stallen hun caravans op een terrein aan de Emmaweg in Brunssum. Dat is volgens het college in strijd met de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente. Het college legt om die reden aan caravaneigenaar A een last onder bestuursdwang op om de overtreding te beëindigen vóór 1 november 2020. Gebeurt dit niet, dan zal het college zelf actie ondernemen om de overtreding alsnog te beëindigen en de caravans zelf verwijderen. De last onder bestuursdwang is als volgt omschreven: Indien wij op 1 november 2020 constateren dat de overtreding niet (volledig) is beëindigd, zullen wij deze last door feitelijk handelen ten uitvoer leggen. Dit betekent dat wij de betreffende woonwagen/caravan/of andere zaken zelf van het perceel zullen (laten) verwijderen. Tevens houdt deze last in dat u de woonwagen/caravans of andere zaken verwijderd dient te houden van enige andere locatie in de gemeente Brunssum. Voor zover u de caravans of andere zaken verplaatst, zullen deze eveneens verwijderd worden.
Caravaneigenaar A laat haar caravan van het perceel verwijderen. Caravaneigenaren B en C doen dat echter niet en laten de caravans staan op het terrein aan de Emmaweg. In de tussentijd verkopen caravaneigenaren B en C de caravans aan anderen.
Het college stelt vervolgens vast dat niet aan de last onder bestuursdwang is voldaan en laat de aanwezige caravans daarop wegslepen en elders opslaan. De kosten van het wegslepen en de opslag op een andere locatie verhaalt het college op caravaneigenaar A.
De caravaneigenaren zijn het niet eens met het opleggen van de last onder bestuursdwang en maken alle drie bezwaar. Het college verklaart het bezwaar van carvaneigenaren B en C niet-ontvankelijk, omdat zij op het moment dat de caravans van het terrein werden verwijderd geen eigenaar meer waren en daardoor geen rechtstreekse, feitelijke gevolgen van het wegslepen (meer) ondervinden. Ook in beroep bij de rechtbank worden caravaneigenaren B en C niet-ontvankelijk verklaard. In bezwaar en beroep stelt caravaneigenaar A dat de caravans worden gebruikt om actie te voeren voor meer woonwagenstandplaatsen in de gemeente Brunssum en dat handhavend optreden onrechtmatig is, nu hierdoor het recht op betoging wordt beperkt. Dat argument slaagt niet. De rechtbank verklaart het beroep van caravaneigenaar A ongegrond.
Caravaneigenaar A laat het hier niet bij zitten en stelt hoger beroep in bij de Afdeling. Daar stelt caravaneigenaar A dat het onduidelijk was dat de last inhield dat ook de andere caravans moesten worden verwijderd van het perceel. De last kan volgens haar alleen betrekking hebben op haar eigen caravan en niet de caravans van anderen. Nu haar caravan op tijd is weggehaald heeft zij aan de last voldaan. Het college stelt daarentegen dat de last wel voldoende duidelijk is: het gehele perceel moet worden ontruimd en de last heeft daarmee ook betrekking op caravans van anderen die op het perceel waren gestald.
Wat oordeelt de Afdeling?
De Afdeling overweegt dat het college in de omschrijving van de last eerst spreekt over het verwijderen van ‘de betreffende woonwagen/caravan’. Dat is enkelvoud. Daarna wordt gesproken over ‘woonwagen/caravans’. Dat is zowel enkelvoud als meervoud. Ook heeft het college niet duidelijk aangegeven om welke woonwagen/caravans het gaat. Daarvoor is relevant dat het college in het bestuursdwangbesluit toestemming heeft verleend aan caravaneigenaar A om twee caravans die haar toebehoren tot 1 november 2020 op het perceel te laten staan. Dit duidt erop dat de last alleen ziet op de twee caravans die eerder met toestemming op het perceel mochten staan; niet op de caravans van anderen. De Afdeling concludeert dat caravaneigenaar A op basis hiervan niet hoefde te begrijpen dat alle op het perceel gestalde caravans/woonwagens moesten worden verwijderd. De Afdeling vernietigt de last.
Wat kunt u met deze uitspraak?
De kosten die het bevoegd gezag maakt bij handhaving kunnen in beginsel worden verhaald op de overtreder. Dan moet echter wel sprake zijn van een rechtmatig opgelegde last. Als de last door de bestuursrechter wordt vernietigd bestaat voor het verhaal van de kosten geen grondslag meer. Het is dus zaak dat wanneer wordt gelast bepaalde goederen van een perceel te verwijderen, het bevoegd gezag deze goederen voldoende duidelijk omschrijft en helder maakt op welke wijze gehoor kan worden gegeven aan de last. Daarmee kan het bevoegd gezag voorkomen dat de kosten van het toepassen van bestuursdwang uiteindelijk toch voor eigen rekening komen.
Op 9 juli 2025 deed de Afdeling uitspraak in een zaak over de opslag van een grote hoeveelheid goederen en afvalstoffen. Ook in dat geval was de betreffende last niet concreet en duidelijk genoeg over de te verwijderen goederen. Ons blog over die uitspraak lees je hier.
Raadpleeg hier de volledige uitspraak van de Afdeling van 16 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:3252.