Home Kennis Interventiewaarde asbest niet bepalend voor invulling zorgplicht artikel 17.1 Wm

Interventiewaarde asbest niet bepalend voor invulling zorgplicht artikel 17.1 Wm

18 maart 2016
Edward Brans
en
Katrien Winterink

De interventiewaarde bodemsanering voor asbest van 100 mg/kg d.s uit de Circulaire bodemsanering kan naar het oordeel van de Afdeling niet bepalend zijn voor de vraag of is voldaan aan de zorgplicht ex artikel 17.1 lid 1 Wet milieubeheer (Wm). Dit volgt uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 februari 2016.

Handhaving

In de nacht van 29 op 30 oktober 2012 heeft een brand gewoed in een loods in Moergestel. Als gevolg van deze brand is een asbestverontreiniging ontstaan en is onder andere een naastgelegen perceel verontreinigd geraakt met asbest. Het bevoegd gezag heeft direct na de brand op grond van artikel 17.1 Wm jegens de eigenaar van de loods spoedeisende bestuursdwang toegepast om de gevolgen van de door de brand ontstane asbestverontreiniging zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken. Bij besluit van 5 november 2012 is de toepassing van spoedeisende bestuursdwang op schrift gesteld.

Omdat de asbestverontreiniging op het naastgelegen perceel niet tot de nulsituatie was gesaneerd, heeft de eigenaar van het naastgelegen perceel het bevoegd gezag verzocht opnieuw handhavend op te treden jegens de eigenaar van de loods. Volgens de eigenaar van het naastgelegen perceel liggen op het maaiveld van zijn perceel nog steeds brokken asbest of asbestrestanten. Het bevoegd gezag heeft dit handhavingsverzoek op 22 januari 2013 afgewezen en heeft de afwijzing in de beslissing op bezwaar gehandhaafd.

Interventiewaarde asbest bepalend voor invulling zorgplicht artikel 17.1 Wm?

Het bevoegd gezag stelt zich op het standpunt dat de op het maaiveld van het perceel aangetroffen asbest niet hoeft te worden verwijderd, omdat de interventiewaarde bodemsanering van 100 mg/kg d.s uit de Circulaire bodemsanering niet wordt overschreden.

De Afdeling stelt vast dat de brand in de loods moet worden aangemerkt als een ongewoon voorval in de zin van artikel 17.1 lid 1 Wm. Ondanks dat direct na de brand spoedeisende bestuursdwang is toegepast, is bij een visuele inspectie op 30 januari 2013 asbestverdacht materiaal op het maaiveld van het naastgelegen perceel aangetroffen. Volgens de Afdeling brengt de in artikel 17.1 lid 1 Wm neergelegde zorgplicht in een geval als dit mee dat de eigenaar van de loods de op het maaiveld aanwezige brokken asbest, asbestresten en het asbesthoudend materiaal had moeten (laten) verwijderen.

Dat het aanwezige asbest de interventiewaarde bodemsanering van 100 mg/kg d.s uit de Circulaire bodemsanering niet overschrijdt, leidt volgens de Afdeling niet tot aan ander oordeel. Deze waarde geeft het verontreinigingsniveau aan waarboven sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging in de zin van artikel 37 Wet bodembescherming en kan naar het oordeel van de Afdeling niet bepalend zijn voor de vraag of is voldaan aan de zorgplicht in de zin van artikel 17.1 lid 1 Wm.

Bron: AbRvS 3 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:223.