Home Kennis Hof van Justitie acht personenfuik van artikel 6:13 Awb voor milieuorganisaties in strijd met het Verdrag van Aarhus

Hof van Justitie acht personenfuik van artikel 6:13 Awb voor milieuorganisaties in strijd met het Verdrag van Aarhus

6 april 2021
Marleen Botman
Op 14 januari jl. heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat de personenfuik van artikel 6:13 Awb in strijd is met het Verdrag van Aarhus. Aan belanghebbenden die deel uitmaken van ‘het betrokken publiek’ in de zin van dat Verdrag, kan als gevolg van deze uitspraak in milieuzaken in beroep niet meer op grond van artikel 6:13 Awb worden tegengeworpen dat zij in de bestuurlijke fase geen zienswijze hebben ingediend.

De relevante feiten

Deze zaak betreft het door milieuorganisatie Varkens in Nood ingestelde beroep tegen een vergunning voor de bouw van een varkensstal, verleend door de gemeente Echt-Susteren. Op grond van artikel 6:13 Awb is het beroep niet-ontvankelijk, nu Varkens in Nood eerder geen zienswijze  heeft ingediend. Artikel 6:13 Awb bepaalt immers dat geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld door belanghebbenden aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat zij geen zienswijzen naar voren hebben gebracht (de zogenoemde personenfuik). Volgens Varkens in Nood is dat in strijd met het Verdrag van Aarhus, dat bepaalt dat ‘leden van het betrokken publiek’ toegang tot de rechter dienen te hebben bij milieuzaken. In deze procedure vraagt de rechtbank Limburg het Hof van Justitie om uitleg.

Het oordeel van het Hof van Justitie

Het Hof stelt voorop dat artikel 9, lid 2 van het Verdrag van Aarhus tot doel heeft om de toegang tot de rechter ten aanzien van ‘het betrokken publiek’ te waarborgen. Dat wil zeggen: aan het publiek dat (waarschijnlijk) gevolgen ondervindt van, of belanghebbende is bij, milieubesluitvorming. Het Hof benadrukt dat ook milieuorganisaties binnen dit begrip kunnen vallen.

Vervolgens gaat het Hof in op de personenfuik als voorwaarde voor ontvankelijkheid bij de rechter. Het Hof benadrukt dat ‘leden van het betrokken publiek’, ongeacht de rol die zij bij de behandeling van de vergunningaanvraag hebben gespeeld, toegang dienen te krijgen tot de rechter. Met andere woorden, het is lidstaten niet toegestaan te bepalen dat dergelijke beroepen niet-ontvankelijk zijn omdat de verzoeker niet heeft deelgenomen aan het besluitvormingsproces van het bestreden besluit.

Dat wordt anders wanneer beroep is ingesteld door ‘leden van het publiek’, te weten natuurlijke of rechtspersonen die géén belanghebbenden zijn bij de milieubesluitvorming. Artikel 9, lid 3 van het Verdrag van Aarhus bepaalt dat ook zij toegang tot de rechter dienen te hebben, wanneer zij voldoen aan de eventuele in het nationale recht neergelegde criteria. De lidstaten hebben een beoordelingsvrijheid bij het vaststellen van deze criteria. Voor deze ‘leden van het publiek’ mag de toegang tot de rechter dus wel afhankelijk worden gesteld van deelname aan het besluitvormingsproces, aldus het Hof.

Deze uitspraak is van grote betekenis voor het Nederlandse bestuursprocesrecht in milieuzaken: ook zonder het indienen van zienswijzen bij het vaststellen van het besluit kunnen belanghebbenden zoals milieuorganisaties voortaan beroep bij de rechter instellen tegen milieubesluiten (mits zij eerst de bezwaarfase hebben doorlopen). 

Bron: Hof van Justitie van 14 januari 2021 inzake C-826/18