Waar gaat de zaak over?
Een pand dat oorspronkelijk is gebouwd als bedrijfswoning bij een café-restaurant wordt gebruikt voor de huisvesting van zeven arbeidsmigranten. Het pand is in eigendom van een bedrijf die het pand verhuurt aan een detacheringsbureau. Volgens de exploitant van het café-restaurant is de huisvesting van de arbeidsmigranten in strijd met het bestemmingsplan “Buitengebied 2e herziening” van Kapelle. De exploitant dient daarom een handhavingsverzoek in bij het college van burgemeesters en wethouders van Kapelle met als doel de huisvesting van de arbeidsmigranten te beëindigen.
Het college wijst het handhavingsverzoek af omdat de overtreding voor een gedeelte gelegaliseerd kan worden, namelijk waar het gaat om het huisvesten tot maximaal vier personen. Op basis van dit besluit vraagt de eigenaar van het pand een omgevingsvergunning aan voor het mogen gebruiken van het pand voor huisvesting van een viertal personen die niet één huishouden vormen. Het college verleent de omgevingsvergunning op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in samenhang met artikel 4, negende lid, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Deze artikelen regelen dat voor Algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen middels een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bestemmingsplan. Hierbij gaat het om de zogenoemde ‘kruimelgevallen’ in artikel 4 van bijlage II van het Bor. De functiewijziging van een bestaand pand voor de huisvesting van arbeidsmigranten is zo’n kruimelgeval.
De exploitant maakt bezwaar tegen de afwijzing van het handhavingsverzoek, wat het college vervolgens afwijst. Caisson B.V. en de exploitant van het café-restaurant maken ook bezwaar tegen de vergunningverlening.
Deze bezwaren verklaart het college ongegrond. Caisson B.V. en de exploitant gaan vervolgens in beroep bij de rechtbank. Echter verklaart de rechtbank het beroep van Caisson waar het gaat om de afwijzing van het handhavingsverzoek niet-ontvankelijk, omdat Caisson tegen die afwijzing geen bezwaar heeft gemaakt. Voor het overige verklaart de rechtbank het beroep van Caisson en de exploitant ongegrond. Tegen die uitspraak stellen de twee partijen hoger beroep in bij de Afdeling.
Caisson B.V. en de exploitant betogen daar onder andere dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college heeft kunnen besluiten het verzoek om handhaving af te wijzen voor zover de bewoning plaatsvindt door maximaal vier personen, omdat de door het college verleende omgevingsvergunning voor bewoning door maximaal vier personen geen stand zou kunnen houden. Daarmee is nog steeds sprake is van een overtreding waartegen het college handhavend had moeten optreden. Ook stellen zij aan de kaak dat het college ten onrechte een richtafstand, zoals bedoeld in de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" van 0 meter tussen de bedrijfswoning en het café-restaurant heeft kunnen hanteren waar er eigenlijk een richtafstand van 10 meter geldt.
Hoe oordeelt de Afdeling?
De Afdeling volgt de rechtbank in haar oordeel over de niet-ontvankelijkheid van Caisson B.V. en gaat ook mee in het oordeel dat met de realisatie van de beoogde woonfunctie sprake blijft van een aanvaardbaar woon-, leef- en ondernemersklimaat. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college de omgeving mogen aanmerken als ‘gemengd gebied’. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat de richtafstand als bedoeld in de VNG-brochure 0 m bedraagt en aldus wordt voldaan aan de aanbevolen afstand.
Tot slot beoordeelt de Afdeling de gedeeltelijke afwijzing van het handhavingsverzoek. De Afdeling acht de gedeeltelijke afwijzing in verband met de aanstaande gedeeltelijke legalisering niet onredelijk. Het college mocht het verzoek tot handhavend optreden afwijzen voor zover de bewoning plaatsvindt door maximaal vier personen. De kruimelgevallenregeling is juist toegepast. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat, nu de door het college verleende omgevingsvergunning voor gebruik in strijd met het bestemmingsplan standhoudt, geen sprake (meer) is van een overtreding.
Raadpleeg hier de volledige uitspraak van de Afdeling van 11 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:76.