In haar uitspraak van 23 augustus 2017 geeft de Afdeling invulling aan het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’. Dit criterium speelt een belangrijke rol bij de vraag wie belanghebbende is bij geschillen over omgevingsrechtelijke besluiten. Het beperkt de kring van betrokkenen die ‘rechtstreeks feitelijke gevolgen’ ondervindt van een omgevingsrechtelijke activiteit. In de praktijk bestond veel onduidelijkheid over de betekenis van het criterium.
Het belanghebbende-begrip
In het bestuursrecht kunnen alleen belanghebbenden in bezwaar en beroep opkomen tegen een besluit van een bestuursorgaan. Ingevolge art. 1:2 van de Algemene Wet Bestuursrecht wordt onder belanghebbende verstaan: ‘degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken’. Binnen het omgevingsrecht is dit in beginsel iedereen die ‘rechtstreeks feitelijke gevolgen’ ondervindt van een activiteit die door een omgevingsrechtelijk besluit wordt toegestaan.
Introductie criterium ‘gevolgen van enige betekenis’
In haar uitspraak van 16 maart 2016 heeft de Afdeling een uitzondering aangebracht op deze hoofdregel. De feitelijke gevolgen die iemand ondervindt, moeten ‘gevolgen van enige betekenis’ zijn. In de betreffende zaak oordeelde de Afdeling dat appellant geen hinder van enige betekenis ondervond van de muziekevenementen die 5 kilometer verderop werden gehouden. Het feit dat appellant bastonen in zijn woning kon waarnemen, was onvoldoende om als belanghebbende aangemerkt te worden. Met deze uitspraak verkleinde de Afdeling de kring van belanghebbenden bij een omgevingsbesluit.
Invulling ‘gevolgen van enige betekenis’
Naar aanleiding van de uitspraak van 16 maart 2016 ontstond veel onduidelijkheid over het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’. In de uitspraak van 23 augustus 2017 geeft de Afdeling expliciet aan dit begrip te willen verduidelijken.
De Afdeling bevestigt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een door een besluit toegestane activiteit, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ vormt een correctie op dit uitgangspunt.
Gevolgen zijn niet van enige betekenis wanneer de deze voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van de betrokkene zo gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Factoren die hierbij meespelen zijn afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen van de activiteit die het besluit toestaat. Hiernaast zijn de aard, intensiteit en frequentie van de gevolgen van belang. Een eventuele normering voor milieugevolgen door een afstandseis, contour of grenswaarde, komt echter pas aan de orde bij de inhoudelijke behandeling van het beroep. De kring van belanghebbenden kan verschillen naar gelang de aard van het besluit, aldus de Afdeling.
Tenslotte benadrukt de Afdeling dat het bestuursorgaan en de bestuursrechter vaststellen wie belanghebbende is. De rechtszoekende hoeft niet zelf aan te tonen dat hij belanghebbende is. Als echter tijdens de procedure onduidelijkheid bestaat over de aanwezigheid van ‘gevolgen van enige betekenis’, mag van de betrokkene worden gevraagd welke gevolgen hij ondervindt of zal ondervinden van de activiteit.
Het ging er in de voorliggende zaak om of appellanten belanghebbenden waren bij een besluit over een mestbassin. Appellanten stelden hinder te ondervinden van de geur van het mestbassin. Hoewel het bassin ongeveer 300 tot 600 meter van de woningen van appellanten ligt, oordeelde de Afdeling toch dat er sprake was van ‘gevolgen van enige betekenis’. Hierbij was van belang dat de geurhinder met name optreedt als het mestbassin net gevuld is en de wind richting de woningen staat, dat de hinder regelmatig plaatsvindt en de geur van mest als penetrant wordt ervaren.
Gevolgen voor de praktijk
De uitspraak van de Afdeling geeft aanknopingspunten om te bepalen of een bezwaarmaker belanghebbende is bij een omgevingsrechtelijk besluit. Verdere jurisprudentie moet uitwijzen wat de precieze invulling zal zijn van ‘gevolgen van enige betekenis’. Het lijkt er vooralsnog op dat het criterium de kring van belanghebbenden niet sterk zal beperken.
Bronnen: AbRvS 23 augustus 2017, nr. 201604695/1 en AbRvS 16 maart 2016, nr. 201504206/1/A4.