Waar ging de zaak over?
Een nachtwinkel en groothandel in Arnhem verkochten aan klanten distikstofmonoxide (lachgas) om te inhaleren. Dit middel veroorzaakt een korte, sterke roes die ongeveer 1 tot 5 minuten aanhoudt en ook in de periode daarna de waarneming en het coördinatievermogen nog kan beïnvloeden. Bij veel en vaak gebruik van het gas kan er een vitamine B12 tekort optreden, wat kan leiden tot veel soorten klachten zoals zenuwschade en uitval- of verlammingsverschijnselen.
Inmiddels staat lachgas op lijst 2 van de Opiumwet en is het verboden om lachgas voor recreatief gebruik te bezitten en te verkopen. Ten tijde van deze casus was dit echter nog niet het geval en was verkoop, handel, bezit en gebruik van lachgas niet strafbaar. Lachgas viel toen onder de Warenwet.
Het college van burgemeester en wethouders van Arnhem legde bij besluit van 9 januari 2020 de nachtwinkel en groothandel een last onder dwangsom op wegens het overtreden van de zorgplichten van artikel 9.2.1.2 van de Wet milieubeheer (Wm) en artikel 2.1 lid 1 en lid 2, onder e, van het Activiteitenbesluit. Artikel 9.2.1.2 Wm stelt, kortgezegd, dat iedereen die beroepshalve een stof in Nederland aan een ander ter beschikking stelt, en die weet of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat door zijn handelingen met die stof gevaren kunnen optreden voor de gezondheid van de mens of voor het milieu, verplicht is alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs kunnen worden gevergd om die gevaren zoveel mogelijk te voorkomen of beperken. Artikel 2.1 van het Activiteitenbesluit ziet op het voorkomen, of indien dat niet mogelijk is, het beperken van het ontstaan van nadelige gevolgen voor het milieu – in casu luchtverontreiniging – door de werking van een inrichting.
Het college motiveerde dit besluit door te stellen dat lachgas een krachtig broeikasgas is, als zodanig schadelijk is voor het milieu en dat de milieuschade wordt veroorzaakt door de inhalatie van het lachgas door de kopers daarvan buiten de inrichtingen.
De nachtwinkel heeft aan de last onder dwangsom gehoor gegeven door te stoppen met de verkoop van lachgas en verder de groothandel te verhuizen naar de gemeente Velp. Desalniettemin is de nachtwinkel in bezwaar gegaan tegen het besluit. Het college verklaart dit bezwaar vervolgens ongegrond, waarna de nachtwinkel beroep instelt.
Hoe oordeelt de Afdeling?
De Afdeling oordeelt allereerst dat het college niet bevoegd was om handhavend op te treden op grond van artikel 9.2.1.2. van de Wm. Uit artikel 18.2b, eerste lid, aanhef onder a, van de Wm volgt namelijk dat de minister van Infrastructuur en Milieu tot taak heeft zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens titel 9.2 van de Wm. Het bevoegde bestuursorgaan was hier de minister en niet het college. Het besluit op bezwaar komt reeds daarom voor vernietiging in aanmerking.
Waar het gaat om de handhaving op grond van het Activiteitenbesluit oordeelt de Afdeling dat artikel 2.1 van het Activiteitenbesluit geen deugdelijke grondslag voor de last onder dwangsom oplevert. Dit artikel ziet namelijk op de milieugevolgen die worden veroorzaakt door het in werking zijn van een inrichting. Hoewel het college in het besluit op bezwaar heeft gemotiveerd dat lachgas een krachtig broeikasgas is dat schadelijk is voor het milieu, benadrukt de Afdeling dat het inhaleren van het lachgas buiten de inrichting plaatsvindt. Daarom kunnen eventuele gevolgen voor het milieu door inhalatie van het gas door kopers niet worden beschouwd als gevolgen voor het milieu, veroorzaakt door het in werking zijn van een inrichting als bedoeld in artikel 2.1 van het Activiteitenbesluit. Dit artikel kan dan ook geen deugdelijke grondslag van de last opleveren. Ook om deze reden was het college niet bevoegd tot handhaving.
Raadpleeg hier de volledige uitspraak van de Afdeling van 30 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3516).