In deze nieuwsbrief:
- Hof van Justitie verzoekt om gedeeltelijke overheveling naar het Gerecht van de bevoegdheid tot het nemen van prejudiciële beslissingen.
- Europese Commissie geeft groen licht voor Nederlandse steunregeling voor kleine energieverbruikers ter waarde van 1 miljard euro.
- Europese Commissie keurt nieuwe regels goed voor de landbouw-, de bosbouw- en de visserij- en aquacultuursector.
Hof van Justitie verzoekt om gedeeltelijke overheveling naar het Gerecht van de bevoegdheid tot het nemen van prejudiciële beslissingen.
Het Hof van Justitie heeft op basis van artikel 281 VWEU een verzoek gedaan tot wijziging van Protocol Nr. 3 bij de Statuten van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: “de Statuten”). Artikel 281 VWEU bepaalt dat het Europees Parlement en de Raad, op voorstel van het Hof, volgens de gewone wetgevingsprocedure, bepaalde onderdelen van de Statuten kunnen wijzigen. Het voorstel van het Hof heeft een tweeledig doel. Allereerst wordt verzocht het Gerecht op specifieke gebieden de bevoegdheid te verlenen op prejudiciële vragen te beslissen. Daarnaast wordt voorgesteld de van een hogere voorziening uitgesloten beslissingen van het Gerecht over besluiten genomen door een onafhankelijke kamer van beroep ex artikel 58 bis op twee punten uit te breiden. Beide wijzigingen van Protocol Nr. 3 van de Statuten zijn erop gericht de toegenomen werkdruk van het Hof te verlichten en tijdige zaakafhandeling te garanderen.
Om te komen tot een efficiëntere organisatie heeft het Hof een voorstel gedaan om in bepaalde type zaken het Gerecht ook bevoegd te maken om te beslissen op prejudiciële vragen van nationale rechters, waarvan het aantal al enkele jaren groeit.
De bevoegdheid van het Gerecht prejudiciële beslissingen te nemen dient overeenkomstig artikel 256, lid 3 VWEU toegespitst te zijn op specifieke gebieden. In dat kader heeft het Hof een aantal criteria opgesteld. Zo dienen de door het Gerecht te behandelen gebieden duidelijk herkenbaar te zijn en voldoende te onderscheiden van andere gebieden van het Unierecht. Tevens dient het te gaan om rechtsgebieden waarbij een vaste en omvangrijke lijn van jurisprudentie van het Hof te ontwaren is. Tot slot is van belang dat op het betreffende rechtsgebied sprake is van een hoog aantal verzoeken tot prejudiciële beslissingen, zodat overheveling naar het Gerecht daadwerkelijk leidt tot verlichting van de werkdruk bij het Hof.
Na een analyse te hebben uitgevoerd van de door het Hof behandelde zaken tussen 1 januari 2017 en 30 september 2022, heeft het Hof de volgende rechtsgebieden vastgesteld: (i) het gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde, (ii) accijnzen, (iii) het douanewetboek, (iv) de tariefindeling van goederen volgens de gecombineerde nomenclatuur, (v) compensatie en (rechts)bijstand aan reizigers, en (vi) de regeling voor handel in emissierechten. Het Hof stelt voor deze gebieden onder te brengen in artikel 50b van de Statuten.
Om te voorkomen dat verzoeken tot prejudiciële beslissingen bij de verkeerde rechterlijke instantie terecht komen, dienen alle verzoeken om prejudiciële vragen nog wel eerst aan het Hof te worden voorgelegd. Dat zal beoordelen of een verzoek onder één van de rechtsgebieden van het beoogde artikel 50b van de Statuten valt. Als uitzondering blijft het mogelijk voor de verwijzende rechter om behandeling door het Hof te verzoeken “wanneer er een ernstig risico bestaat dat de eenheid of de samenhang van het recht van de Unie wordt aangetast”.
Het tweede gedeelte van de beoogde wijziging van de Statuten, inhoudende de uitbreiding van de categorieën waarbij hogere voorziening bij het Hof wordt uitgesloten overeenkomstig artikel 58 bis van de Statuten is minder ingrijpend, maar dient er ook toe de werkdruk bij het hof te verlichten. Allereerst wordt voorgesteld de limitatieve lijst van organen en instanties, waarvan een uitspraak van het Gerecht over een besluit van een onafhankelijke kamer van beroep is uitgesloten van een hogere voorziening, uit te breiden met een aantal instanties. Het Hof stelt dat deze instanties ten tijde van de inwerkingtreding van de bepaling al een onafhankelijk beroepsorgaan bevatten en er geen duidelijke redenen zijn waarom deze instanties toentertijd niet zijn opgenomen. Twee voorbeelden van dergelijke instanties zijn het Europese Unie Spoorwegbureau en de Europese Bankautoriteit. Als tweede wordt voorgesteld uitspraken van het Gerecht waarin een overeenkomst speelt die door of namens de Europese Unie is gesloten en een arbitragebeding bevat in de zin van artikel 272 VWEU tevens onder artikel 58 bis van de Statuten te plaatsen. De reden hiervoor is dat de geschillen die ontstaan met betrekking tot dergelijke overeenkomsten nagenoeg nooit een significant probleem op het gebied van de uniformiteit, consistentie of ontwikkeling van het Unierecht opleveren, aangezien het daartoe gekozen nationale recht van toepassing is.
Europese Commissie geeft groen licht voor Nederlandse steunregeling voor kleine energieverbruikers ter waarde van 1 miljard euro
Op 16 december jl. heeft de Commissie de Nederlandse steunregeling voor kleine energieverbruikers (hierna: “de Nederlandse steunregeling”) ter waarde van 1 miljard euro in lijn geacht met het tijdelijke crisiskader voor staatssteun dat op 23 maart 2022 is vastgesteld in de context van de Russische oorlog tegen Oekraïne.
De Nederlandse steunregeling maakt deel uit van een breder steunpakket voor huishoudens en andere kleinverbruikers ter waarde van 10,2 miljard euro en beoogt een deel van de maandelijkse energierekeningen voor elektriciteit, gas en verwarming van kleine energieverbruikers (met name kleine en middelgrote ondernemingen) te compenseren. Gezien het feit dat (i) de steun op geen enkel moment meer dan 2 miljoen euro bedraagt per begunstigde en (ii) vóór 31 december 2023 wordt verleend, heeft de Commissie geoordeeld dat de Nederlandse steunregeling in lijn is met het tijdelijke crisiskader. Daarnaast werd de Nederlandse steunregeling noodzakelijk, passend en evenredig bevonden.
Het tijdelijke crisiskader voor staatssteun is op 23 maart 2022 vastgesteld om lidstaten tegemoet te komen wat betreft flexibiliteit van de staatssteunregels om de economie te ondersteunen in de context van de Russische oorlog tegen Oekraïne. Inmiddels is het crisiskader al een aantal keer gewijzigd in het licht van de veranderende situatie.
De volgende vormen van staatssteun worden (in het kort) voorzien in het tijdelijk crisiskader: (i) beperkte steunbedragen, (ii) liquiditeitssteun in de vorm van staatsgaranties en gesubsidieerde leningen, (iii) steun ter compensatie van de hoge energieprijzen, (iv) maatregelen om de uitrol van hernieuwbare energie te versnellen, (v) maatregelen om industriële processen koolstofvrij te maken, en (vi) maatregelen ter ondersteuning van de beperking van de vraag naar elektriciteit. Daarnaast zijn andere soorten steun, mits aan voorwaarden is voldaan, ook ondergebracht onder het tijdelijk crisiskader. Het tijdelijke crisiskader zal van kracht zijn tot en met 31 december 2023 voor alle maatregelen. Entiteiten die aan sancties onderworpen zijn en door Rusland worden gecontroleerd, zijn van de maatregelen uitgesloten.
Bron: Europese Commissie 16 december 2022 (persbericht)
Europese Commissie keurt nieuwe regels goed voor de landbouw-, de bosbouw- en de visserij- en aquacultuursector
Op 14 december jl. heeft de Commissie de herziene staatssteunregels voor de landbouw-, de bosbouw- en de visserij- en aquacultuursector, die zijn afgestemd op (met name) het gemeenschappelijk landbouwbeleid, het gemeenschappelijk visserijbeleid en de Europese Green Deal goedgekeurd. Tegelijk met de goedkeuring heeft de Commissie besloten de geldigheidsduur van haar “de-minimisverordening” voor de visserij met een jaar te verlengen.
De nieuwe staatssteunregels die deel uitmaken van het goedgekeurde pakket betreffen allereerst de herziene groepsvrijstellingsverordening voor de landbouw (hierna: “GVVL”) en de groepsvrijstellingsverordening voor de visserij (hierna: “GVVV”). In beide verordeningen worden specifieke categorieën steun verenigbaar met de staatssteunregels verklaard en vrijgesteld van de verplichte voorafgaande aanmelding en goedkeuring bij de Commissie. In de herziene GGVL en de GVVV is een aanzienlijke uitbreiding van het toepassingsgebied van maatregelen waarvoor de groepsvrijstelling geldt voorzien. Hieronder vallen nieuwe categorieën maatregelen, op maat gemaakte maatregelen en een nieuw plafond voor projecten van operationele groepen van het Europees innovatiepartnerschap die gericht zijn op innovaties in de landbouwsector en in plattelandsgebieden.
Verder bevatten de nieuwe staatssteunregels nieuwe richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden (hierna: “landbouwrichtsnoeren”) en nieuwe richtsnoeren voor staatssteun in de visserij- en aquacultuursector (hierna: “visserijrichtsnoeren”). De nieuwe landbouwrichtsnoeren bevatten onder andere een nieuwe vereenvoudigde procedure voor goedkeuring van staatssteun die worden medegefinancierd in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, een ruimer toepassingsgebied van maatregelen ter bestrijding van dierziekten en plantenplagen en een nieuwe stimulans voor landbouwers om zich te verbinden tot regelingen in het kader waarvan ze strengere milieunormen naleven dan wettelijk vereist is. De herziene visserijrichtsnoeren houden onder andere een ruimer toepassingsgebied van maatregelen ter bestrijding van dierziekten in de aquacultuur en een invoering van nieuwe categorieën steun in.
De herziene GVVL, GVVV en de landbouwrichtsnoeren zijn per 1 januari 2023 van toepassing. De huidige visserijrichtsnoeren blijven van toepassing totdat alle taalversies van de herziene visserijrichtsnoeren beschikbaar zijn, iets wat in het eerste kwartaal van 2023 wordt verwacht.
Daarnaast heeft de Commissie besloten de “de-minimisverordening” voor de visserij die momenteel van kracht is tot en met 31 december 2022 met één jaar te verlengen. Dit geeft de Commissie de tijd om het onderzoek naar of de verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten beter onder de algemene “de-minimisverordening” of de “de-minimisverordening” voor de visserij valt (zoals nu het geval is) af te ronden.
Bron: Europese Commissie 14 december (persbericht)