De landinrichtingsregels uit de Wet inrichting landelijk gebied (Wilg) zullen mogelijk worden opgenomen in de Omgevingswet. De Wilg staat op de lijst om aan de Omgevingswet te worden toegevoegd. Het kabinet streeft met de Omgevingswet onder andere naar deregulering. In dit kader heeft het Ministerie van Economische Zaken (EZ) en het Interprovinciaal Overleg aangegeven dat het nodig is om nog eens kritisch naar het huidige landinrichtingsinstrumentarium te kijken.
In april 2014 heeft de staatssecretaris van EZ Alterra Wageningen UR (Alterra) en het Instituut voor Agrarisch Recht (IAR) gevraagd om een afweging over de opname van de landinrichtingsregels in de Omgevingswet te ondersteunen met een evaluatie van de Wilg. Dit heeft geleid tot het rapport “Evaluatie landinrichtingsinstrumentarium Wet inrichting landelijk gebied”. Het evaluatierapport heeft de staatssecretaris op 29 januari jl. aan de Tweede Kamer aangeboden.
De bevindingen van Alterra en het IAR komen er op neer dat landinrichting meerwaarde heeft ten opzichte van integrale, vrijwillige gebiedsprocessen bij de aanpak van meervoudige inrichtingsopgaven. Deze meerwaarde bestaat uit meer zekerheid over doelbereik voor de overheid, realisatie van een optimale verkaveling, meer rechtszekerheid voor belanghebbenden en de mogelijkheid om meerdere verwervingsinstrumenten in te zetten. In situaties waarbij publieke doelen gerealiseerd moeten worden, er weinig beleidsruimte is en er relatief veel grondeigenaren of -gebruikers zijn en/of sprake is van versnipperd grondgebruik, is deze meerwaarde met name groot. Landinrichting heeft daarnaast ook meerwaarde ten opzichte van onteigening en inrichting ter plekke op basis van een inpassings- of bestemmingsplan. Landinrichting biedt de mogelijkheid om meerdere gebiedsdoelen te realiseren, waaronder een optimale verkaveling. Met onteigening en inrichting ter plekke wordt daarentegen slechts één specifiek doel gediend. Voordelen van herverkaveling zijn verder dat er geen kosten voor de overdracht van grond worden gemaakt, geen (bedrijfs)schadevergoedingen hoeft te worden uitgekeerd en dat grond die elders is verworven kan worden ingezet voor de ruil naar de nieuwe gebiedsfuncties.
Voor de snelheid van landinrichting zijn draagvlak en wijze van inrichting van het proces van belang. De inzet van wettelijke herverkaveling is de afgelopen decennia afgenomen. Toch is gebleken dat de meeste provincies ook in de toekomst de beschikking willen houden over het landinrichtingsinstrumentarium. Alterra en het IAR zien geen noodzaak voor wijziging van het instrumentarium. Op een enkel punt doen zij echter wel suggesties voor een beperkte aanpassing van de regelgeving.
Bij brief stelt de staatssecretaris van EZ dat, gezien de uitkomsten van de evaluatie, het bestaande wettelijke kader voor de landinrichting naar de Omgevingswet over kan gaan. De staatssecretaris van EZ en de minister van Infrastructuur en Milieu hebben het voorstel voor de aanvullingswet inmiddels in voorbereiding. Bij de regeling van het onderdeel van de landinrichting, in samenhang met de overige onderdelen van het wetsvoorstel, zullen zij het evaluatierapport en de daarin opgenomen aanbevelingen betrekken.
Bronnen: TK 33 962, nr. 11 – Brief van de staatssecretaris van Economische Zaken – 29 januari 2015TK 33 962, nr. 11 – Bijlagen bij brief van de staatssecretaris van Economische Zaken – 29 januari 2015