Dit is het zevende deel van onze blogreeks over het ontwerp-Klimaatakkoord. In deze reeks bespreken wij verschillende onderwerpen waarover partijen aan de klimaattafels met elkaar afspraken hebben gemaakt. In dit bericht staan warmtenetten in een duurzaam verwarmde gebouwde omgeving centraal.
We staan aan de vooravond van een transformatie. We moeten ruim 7 miljoen huizen en 1 miljoen gebouwen, vrijwel allemaal verwarmd met aardgas, nu duurzaam gaan verwarmen. De geschiktste vorm van energievoorziening kan per wijk – en zelfs per straat – verschillen. Het ontwerp-Klimaatakkoord noemt warmtenetten als de voornaamste oplossing, wanneer huizen niet langer met de traditionele cv-ketel kunnen worden verwarmd. Dit impliceert een forse opschaling van de productie van duurzame warmte.
Cruciale rol voor warmtenetten
In het ontwerp-Klimaatakkoord hebben warmtenetten een cruciale rol gekregen. De helft van de klimaatdoelstelling die we in 2030 voor de gebouwde omgeving willen behalen, bereiken we door woningen aan te sluiten op warmtenetten. Deze worden gevoed met restwarmte van bijvoorbeeld een fabriek of verbrandingsoven, geothermie van diep onder de grond, aquathermie en andere bronnen. Een goed geïsoleerd netwerk van ondergrondse leidingen brengt vervolgens water, opgewarmd met energie die anders verloren zou zijn gegaan, naar woningen en bedrijven in de buurt ten behoeve van verwarming en sanitair warm water. Duurzame warmte bestaat in de visie van de onderhandelaars naast warmtenetten voor 25% uit hybride warmtepompen en voor 25% uit all electric-warmtepompen. Ook ruimt het ontwerpakkoord plaats in voor duurzame gassen, zoals groen gas en waterstof.
De ambitie is om vanaf 2021 jaarlijks 50.000 woningen en vanaf 2025 jaarlijks 80.000 woningen op warmtenetten aan te sluiten. Dan gaat het overigens niet alleen over bestaande woningen, maar ook over nieuwbouw en ‘woningequivalenten’ gebaseerd op aansluiting van utiliteitsgebouwen.
Aanpak op wijkniveau
De aanleg van warmtenetten en de daarvoor noodzakelijke verbouwingen worden op wijkniveau georganiseerd. Voor een wijk met veel hoogbouw, dichte bebouwing en veel woningen van voor 1995 is een warmtenet vaak de beste oplossing. Of is er juist sprake van voornamelijk nieuwe huizen in een ruim opgezette wijk? Dan kan all electric beter voldoen. Het is wel de bedoeling dat het gasnet na 2030 wel in veel wijken gewoon blijft liggen, zodat men dit kan benutten voor bijvoorbeeld groen gas of waterstof. De regie komt in handen van de gemeenten, nadrukkelijk met inspraak van bewoners bij wie de veranderingen achter de voordeur gaan plaatsvinden. Definitieve keuzes komen in de regionale energiestrategie (RES). Hoewel de deadline voor het opstellen van deze documenten zes maanden na de ondertekening van het definitieve Klimaatakkoord is, kunnen regio’s natuurlijk met de conceptversies al eerder aan de slag.
Overgang naar gasloos
In het licht van de wijkaanpak moeten alle gemeenten uiterlijk eind 2021 een transitievisie warmte hebben opgesteld. Daarin legt de gemeenteraad een realistisch tijdspad vast voor het gasloos maken van bestaande wijken. Als uitgangspunt geldt een termijn van acht jaar, waarbij gemeenten worden geacht zorgvuldig rekening te houden met de tijd benodigd voor investeringsplannen van onder andere netbeheerders en gebouweigenaren. Dit biedt een belangrijk kader waarbinnen gebouweigenaren, netbeheerders, warmtebedrijven, gemeenten, aanbieders van verduurzamingspakketten en andere partijen hun investeringsbeslissingen nemen.
Eén van de afspraken die de partijen in het ontwerp-Klimaatakkoord hebben vastgelegd is dat de Rijksoverheid voorstellen zal doen voor de wijze waarop de kosten die netbeheerders moeten maken voor het verwijderen, aanpassen en vervroegd afschrijven van de bestaande gasnetten kunnen worden vergoed via de tarieven. Dit om er bijvoorbeeld voor te zorgen dat kosten niet onevenredig worden omgeslagen over de aangeslotenen die later van het gas zullen gaan.
Voor de snelle uitbreiding van warmtenetten benadrukken de onderhandelaars dat het noodzakelijk is dat rollen, bevoegdheden en verantwoordelijkheden bij aanleg en exploitatie van warmtenetten duidelijk zijn. De Rijksoverheid zal daarom uiterlijk op 1 januari 2022 wetgeving in gang zetten over de marktordening van warmtenetten. Naar onze verwachting zal de Rijksoverheid de rol van de warmtenetbeheerder verder invulling geven.
Noodzaak tot innovatie en kostenreductie
Uiteraard bestaat ook op individueel niveau van de gebouweigenaren en op corporatieniveau een verantwoordelijkheid om te verduurzamen. Om investeringen zichzelf te laten terugverdienen via energiebesparing en lagere energielasten (‘woonlastenneutrale verduurzaming’), is nog veel innovatie en kostenreductie nodig. De kennis en ervaring die wordt opgedaan met de Proeftuinen Aardgasvrije Wijken kan hierin een belangrijke rol spelen. Lees over dit programma ook ons eerder verschenen blog.
Voor het bereiken van de benodigde kostenreducties bij de aanleg van onder meer warmtenetten, hebben de onderhandelaars in het ontwerp-Klimaatakkoord vastgelegd dat marktpartijen zich gaan inzetten om door bundeling en standaardisatie voor de kenmerkendste woning- en gebouwtypen zoveel mogelijk generieke oplossingen in de vorm van arrangementen te ontwikkelen, evenals standaarden waar die woningtypen na verduurzaming aan zouden moeten voldoen. De standaard, geformuleerd als de nettowarmtevraag van een gehele woning uitgedrukt in kWh per vierkante meter per jaar (net zoals die in de nieuwe bouwcriteria is opgenomen), moet uiterlijk 1 juli 2019 zijn vastgesteld. De beoogde standaard heeft voor eigenaar-bewoners en huurders vooralsnog geen verplichtend karakter, maar dit kan na 2025 anders worden. De onderhandelaars willen particuliere verhuurders verplichten ervoor te zorgen dat hun vastgoed in 2050 aan de standaard voldoet. Het per 1 januari 2020 te lanceren internetportaal energiebesparendoejenu.nl moet gevalideerde informatie gaan bieden over besparingsopties. Bedrijven zouden daar ontzorgingspakketten kunnen aanbieden.
Men zal ook nog bezien of projecten voor warmtenetten (inclusief restwarmte) in aanmerking kunnen komen voor SDE++. Lees over de SDE++ ook ons eerdere blog. Daarbij biedt de Warmtewet de minister de mogelijkheid om eisen te stellen aan een producent met betrekking tot nuttig gebruik van restwarmte.
Kortom, warmtevoorziening vormt de spil van een succesvolle energietransitie in de gebouwde omgeving. Het komt nu aan op de verdere uitwerking en uitvoering van de ambities die de partijen hebben vastgelegd in het ontwerp-Klimaatakkoord.