In het tijdschrift Overheid en Aansprakelijkheid (O&A) is onlangs een artikel verschenen van Edward Brans en Katrien Winterink. In het artikel wordt een overzicht geboden van de jurisprudentie met betrekking tot privaat- en bestuursrechtelijk kostenverhaal bij asbestbranden en wordt nagegaan of het privaatrecht, dat tot op heden in het kader van verhaal van asbestverwijderingskosten zelden succesvol is, niet toch wat onverwachte mogelijkheden biedt.
Aanleiding voor het schrijven van dit artikel is onder meer het vonnis van 9 maart 2016 van de Rechtbank Noord-Nederland. Deze uitspraak betreft een procedure waarin een gemeente tracht de kosten van asbestverwijdering langs privaatrechtelijke weg te verhalen op de eigenaar van een afgebrande loods. In lijn met de schaars beschikbare privaatrechtelijke jurisprudentie volgt ook uit het vonnis van 9 maart 2016 dat de artikelen 6:174 BW en 6:162 BW een publiekrechtelijke rechtspersoon die wordt geconfronteerd met een asbestverontreiniging na een brand weinig soelaas bieden voor kostenverhaal. Uitspraken waarin wordt aangenomen dat een schending van de zorgplicht uit artikel 1.1a Wm een schending van een wettelijke plicht oplevert, en het onrechtmatig handelen daarmee is gegeven, zijn op dit moment vrij zeldzaam.
Publiekrechtelijk kostenverhaal is vaak wel succesvol. De artikelen 1.1a Wm, 17.1 Wm en 1a Woningwet bieden goede grondslagen voor kostenverhaal voor een gemeente die wordt geconfronteerd met een asbestverontreiniging als gevolg van een brand.
Bron: Mr. E. Brans en mr. K. Winterink, Bestuursrechtelijk en privaatrechtelijk kostenverhaal bij asbestbranden. Wat is de stand van zaken?, O&A 2016,76.