Het komt in de handhavingspraktijk nog wel eens voor dat discussie ontstaat over de reikwijdte van het verzoek om handhaving of dat het bestuursorgaan kan volstaan met een mondelinge waarschuwing. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State gaat in haar uitspraak van 26 september 2018 in op deze punten.
Waar ging de zaak over?
A exploiteert een bed & breakfast (B&B) op zijn perceel. In het verleden zijn in de B&B commerciële feesten georganiseerd. Dit gebruik is in strijd met het bestemmingsplan. Een omwonende vreest dat er in de toekomst meer van deze feesten zullen plaatsvinden en dient daarom een verzoek om handhaving in bij het college van burgemeester en wethouders van Zwijndrecht (het college). Het college wijst dit verzoek af en geeft vervolgens een mondelinge waarschuwing aan A.
Een omwonende is het niet eens met de afwijzing van het verzoek en gaat achtereenvolgens in bezwaar, beroep en hoger beroep. In hoger beroep spitst de discussie zich onder andere toe op de vraag wat de reikwijdte was van het handhavingsverzoek en of het college heeft kunnen volstaan met een mondelinge waarschuwing.
Reikwijdte handhavingsverzoek
De omwonende wijst erop dat het perceel bestaat uit twee delen: een gedeelte waarop een boerderij en een bijgebouw met de B&B staan en een door A aangekochte bouwkavel die door hem onder andere wordt gebruikt voor parkeervoorzieningen ten behoeve van de B&B. Volgens de omwonende zag het verzoek om handhaving op het gehele perceel en daarmee ook op het gebruik van de bouwkavel voor parkeren.
De Afdeling stelt voorop dat de reikwijdte van een handhavingsverzoek na het primaire besluit niet meer kan worden uitgebreid. Naar oordeel van de Afdeling geeft het verzoek er in dit geval geen blijk van dat het de omwonende óók om de bouwkavel ging. Volgens de Afdeling is dan ook terecht overwogen dat het handhavingsverzoek daar geen betrekking op had, zodat het gebruik van de bouwkavel in deze handhavingsprocedure niet aan de orde kan zijn.
Mondelinge waarschuwing
Ten aanzien van de waarschuwing overweegt de Afdeling dat het college ervan op de hoogte was dat de B&B voor commerciële feesten is gebruikt en dat dergelijk gebruik in strijd is met het bestemmingsplan. De beginselplicht tot handhaving brengt in een dergelijke situatie met zich mee dat het college ter voorkoming van herhaling van de overtreding in principe gehouden was tot handhaving over te gaan, aldus de Afdeling.
In plaats daarvan heeft het college volstaan met een mondelinge waarschuwing. Volgens de Afdeling heeft het college deze keuze niet deugdelijk gemotiveerd. Voor zover het college zich ter zitting bij de Afdeling op het standpunt heeft gesteld dat het geven van een mondelinge waarschuwing in dit soort situaties in overeenstemming is met het gemeentelijke handhavingsbeleid, overweegt de Afdeling dat in het besluit tot afwijzing van het handhavingsverzoek en het besluit op bezwaar geen melding is gemaakt van dergelijk beleid en er blijkens het verhandelde ter zitting bij de Afdeling ook geen beleidsstuk is waarin dit gestelde beleid is neergelegd. Gelet hierop oordeelt de Afdeling dat niet aannemelijk is geworden dat de beslissing om te volstaan met een mondelinge waarschuwing is gebaseerd op gemeentelijk handhavingsbeleid, nog daargelaten of zulk beleid redelijk zou kunnen worden geacht
Raadpleeg hier de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 september 2018.