Home Kennis Afdeling bestuursrechtspraak vraagt conclusie over invulling van de begrippen ‘overtreder’ en ‘functioneel daderschap’

Afdeling bestuursrechtspraak vraagt conclusie over invulling van de begrippen ‘overtreder’ en ‘functioneel daderschap’

4 oktober 2022
Katrien Winterink
en
Marije van Mannekes
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft een conclusie gevraagd aan staatsraad advocaat-generaal Wattel in twee zaken. De voorzitter wil weten of en in hoeverre er overeenkomsten bestaan tussen de invulling van het begrip ‘overtreder’ in het bestuursrecht en het begrip ‘functioneel daderschap’ in het strafrecht. De Afdeling doet dit in twee zaken tegelijk, omdat in beide zaken een vergelijkbare principiële vraag speelt. Indien aan beide begrippen een andere invulling wordt gegeven is de vervolgvraag of daar een goede reden voor is. Mocht er geen goede reden zijn, dan moet worden bekeken of meer rechtseenheid kan worden bereikt.

Achtergrond

In de eerste zaak gaat het om een op grond van de Huisvestingswet opgelegde boete door de gemeente Amsterdam aan een eigenaar van een woning. De eigenaar zou zonder vergunning diens woning hebben onttrokken aan de bestemming door er toeristen in onder te brengen. Hij stelt dat hij zelf niet als overtreder kan worden aangemerkt en dat hij niet wist en ook niet kon weten dat de woning anders dan voor permanente verhuur werd gebruikt, nu hij de verhuur had uitbesteed aan een makelaarskantoor en zelf alleen indirect toezicht hield via zijn zus en buurvrouw.

De tweede zaak ziet op een door de gemeente Enschede opgelegde dwangsom aan een bedrijf dat op de Weerselose markt marktkramen verhuurt. Het bedrijf stelt daarbij ook gratis reclameborden ter beschikking aan handelaren en bezoekers van de markt. Echter zou het bedrijf zonder toestemming van de gemeente op openbare plaatsen reclameborden hebben geplaatst. Op grond van de Algemene plaatselijke verordening (APV) is dat niet toegestaan. Het bedrijf stelt dat het niet als overtreder kan worden aangemerkt omdat de reclameborden niet door het bedrijf zelf geplaatst worden en het daarmee dan ook niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de onrechtmatige plaatsing van borden door anderen. De gemeente vindt daarentegen dat het bedrijf hiervoor wel als overtreder verantwoordelijk is.

Verzoek van de Afdeling bestuursrechtspraak aan de advocaat-generaal

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak wil weten wat het advies is van de staatsraad advocaat-generaal Wattel over de vraag of de aangeschreven personen kunnen worden aangemerkt als overtreder en welke criteria daarbij gehanteerd dienen te worden. Hierbij vraagt de voorzitter extra aandacht voor het in het strafrecht ontwikkelde leerstuk van het functionele daderschap, de gehanteerde criteria en de invulling daarvan, en aan de betekenis van dat leerstuk voor het bestuursrecht waarin in voorkomende gevallen met een herstelsanctie en/of met een bestraffende sanctie op een overtreding wordt gereageerd. Tot slot wil de voorzitter weten welke betekenis daarbij in de tweede zaak (waarbij een rechtspersoon aan de orde is) moet worden gegeven aan de artikelen 51, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht en artikel 5:1, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Verdere verloop van de procedure

De conclusie van de staatsraad advocaat-generaal geeft voorlichting aan de Afdeling bestuursrechtspraak, maar bindt haar niet. Met het nemen van een conclusie door de staatsraad advocaat-generaal wordt meer dan met de rechterlijke uitspraak zelf gelegenheid geboden om een rechtsvraag te plaatsen in een breder verband. Een dergelijke conclusie draagt bij aan de rechtseenheid en rechtsontwikkeling.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft beide zaken met zaaknummers 202106120/1 (Boete Amsterdam) en 202100578/1 (Dwangsom Enschede) reeds ter zitting behandeld. In afwachting en gelet op de uitkomst van de conclusie, zal de Afdeling als het zover is beide zaken opnieuw ter zitting behandelen.

Raadpleeg hier het persbericht van de Raad van State.