Op 30 januari 2017 is het gewijzigde wetvoorstel Klimaatwet ingediend bij de Tweede Kamer. Het wetvoorstel is gewijzigd naar aanleiding van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van 15 december 2016. Hieronder wordt ingegaan op de opzet en inhoud van het onlangs ingediende wetsvoorstel.
Klimaatakkoord Parijs
Een van de hoofddoelen van het Klimaatakkoord van Parijs is het beperken van de mondiale gemiddelde temperatuurstijging tot ruim beneden de twee graden, met het streven deze te beperken tot anderhalve graad. Dit om de risico’s van klimaatverandering en de impact ervan te beperken.
De Europese Unie heeft in de aanloop naar de onderhandelingen over het Klimaatakkoord van Parijs aangegeven dat de EU zich voor 2030 een doelstelling stelt van 40% minder broeikasgasuitstoot, ten opzichte van 1990. Omdat nu al duidelijk is dat de intenties die de verschillende landen en groepen van landen in Parijs hebben uitgesproken om klimaatverandering tegen te gaan onvoldoende zijn om de tweegradendoelstelling te realiseren, gaan de initiatiefnemers van het wetsvoorstel Klimaatwet uit van een meer vergaande mitigatiedoelstelling dan de EU.
Mitigatiedoelstelling 2030 en 2050
Zo bepaalt artikel 3 van het wetsvoorstel dat de Nederlandse emissie van broeikasgassen eind 2030 55% minder moet zijn dan in 1990 het geval was en eind 2050 95% minder. De doelstelling heeft enkel en alleen betrekking op Nederlandse emissies en moet ook binnen Nederland worden gerealiseerd.
Hoe te realiseren?
Om deze doelstelling te realiseren worden één maal in de vijf jaar klimaatplannen opgesteld, voor de eerste maal in 2019. In deze plannen wordt aangegeven wat het emissiebudget is voor Nederland voor de komende vijf jaar en wordt een indicatie gegeven van het nationale emissiebudget voor de daarop volgende tien jaar. Ook wordt in deze plannen op hoofdlijnen aangegeven welk klimaatbeleid wordt gevoerd om de emissiedoelstellingen te realiseren en wordt een beschrijving gegeven van de maatregelen die in dat kader kunnen worden genomen, de kosteneffectiviteit ervan en het reductiepotentieel.
Checks and balances
De doelstellingen uit het klimaatplan worden uitgewerkt in een klimaatbegroting, waarin onder meer per sector wordt aangegeven wat het emissiebudget is. De klimaatbegroting wordt na overleg met de Eerste en Tweede Kamer opgesteld en het ontwerp ervan wordt op de derde dinsdag van september toegezonden aan de beide kamers van de Staten-Generaal. Verder komt er een klimaatjaarverslag zodat inzichtelijk wordt wat het gevoerde klimaatbeleid heeft opgeleverd. Het verslag wordt de derde woensdag van mei toegezonden aan de Eerste en Tweede Kamer.
Uit het wetsvoorstel volgt dat er een Klimaatcommissie komt die de minister gaat adviseren bij de uitvoering van de Klimaatwet en bij de opstelling van klimaatplannen en van de klimaatbegroting en bij bepaling van emissiebudgetten. De Klimaatcommissie wordt bij de uitvoering van haar taken ondersteund door het Planbureau voor de Leefomgeving, die iedere vijf jaar een wetenschappelijk rapport uitbrengt over de verwachte ontwikkeling van het klimaat en van de broeikasgasemissies in Nederland. In het wetsvoorstel is vastgelegd dat het rapport geruime tijd voor de opstelling van het eerstvolgende klimaatplan beschikbaar moet zijn.
Tot slot is nog interessant te vermelden dat het wetsvoorstel bepaalt dat op de voorbereiding van het klimaatplan afdeling 3.4 van de Awb van toepassing is zodat zienswijzen kunnen worden ingediend tegen het plan.
Hoe verder?
Na de indiening van het wetsvoorstel Klimaatwet volgt de behandeling van het wetsvoorstel in Tweede Kamer en vervolgens in de Eerste Kamer. Het is onwaarschijnlijk dat het wetsvoorstel nog voor de verkiezingen wordt behandeld in de Tweede Kamer. Het zullen dan ook de nieuw gekozen Kamerleden zijn die zich moeten buigen over het wetsvoorstel. Vooralsnog is niet aan te geven wat hiervan de uitslag gaat zijn.
Bronnen: Kamerstukken II 2016/17, 34 534
Advies van de Raad van State.