Home Kennis Voorzienbaarheid
Voor de voorzienbaarheid van een planologische ontwikkeling wordt aangesloten bij de (voor de benadeelde) meest ongunstige uitwerking van een beleidsvoornemen. Dat op een kaart bij het beleidsvoornemen met moderne technieken een ‘streep’ zichtbaar kan worden gemaakt zonder woningbouwplannen, doorbreekt de voorzienbaarheid niet. Die technieken bestonden ten tijde van het beleidsvoornemen niet, en ook uit de tekst van het beleidsvoornemen volgt geen indicatie van zo’n afwijkende zone zonder woningbouwplannen’.

Wat is er gebeurd?

Appellanten hebben in 1984 ieder een kavel gekocht in Limmen (gemeente Castricum) en hierop een woning gebouwd. In 2017 is een uitwerkingsplan in werking getreden, dat het mogelijk maakt om op de voorheen agrarisch bestemde gronden achter de woningen negen vrijstaande woningen te realiseren. Appellanten hebben daarom verzocht om een tegemoetkoming in de planschade.

Het college van Castricum heeft deze aanvragen, onder verwijzing naar het ingewonnen deskundigenadvies van Langhout, afgewezen. Langhout adviseerde dat sprake is van actieve risicoaanvaarding: in het Streekplan Noord-Kennemerland uit 1982 (dus vóór de investeringsbeslissing door appellanten) was al opgenomen dat na 1992 uitbreiding van woningbouw niet is uitgesloten in de streek van de woningen van appellanten; ook is op een kaartje een ‘reserveringsgebied’ voor woningbouw aangewezen. Hiermee is volgens Langhout sprake van een voldoende concreet beleidsvoornemen om risicoaanvaarding tegen te werpen. Bij de rechtbank houdt deze lijn stand.

Hoe oordeelt de Afdeling?

En zo ook bij de Afdeling. Appellanten wijzen er onder meer op dat als op de kaart bij het Streekplan wordt ingezoomd, een oranje streep zichtbaar wordt die erop duidt dat nabij hun woningen geen sprake meer is van een reserveringsgebied, maar van een gebiedje waar alleen voor de periode 1982 – 1992 woningbouw was voorzien: hun woningen.

De Afdeling kan hier niet in meegaan. Allereerst benoemt het Streekplan in algemene zin dat woningbouw in de omgeving van de woningen van appellanten in algemene niet uitgesloten is. Een redelijk denkend en handelend koper zou dus ook met een uitbreiding van woningbouw rekening houden. Aan de oranje streep op de kaart bij het Streekplan komt vervolgens bijzondere geen waarde toe, omdat die streep alleen met moderne (digitale) technieken zichtbaar kan worden gemaakt – een redelijk denkend en handelend koper beschikte nu eenmaal niet over die technieken. Daar komt bij dat de tekst van het Streekplan niet suggereert dat nabij de woningen van appellanten geen sprake zou zijn van een reserveringsgebied maar daar een andere, beperktere ontwikkeling is voorzien die zou stroken met de oranje streep. Er was, anders gezegd, dus ook geen reden om op basis van het Streekplan aan te nemen dat het kaartje een ‘verborgen’ element zou bevatten.

Ook wijzen appellanten er nog op dat in de toelichting op het bestemmingsplan dat hún woningen mogelijk maakte, was opgenomen dat met dit bestemmingsplan uitwerking was gegeven aan het Streekplan. Maar, zo oordeelt de Afdeling, dat betekent niet dat het Streekplan daarmee volledig was uitgevoerd en uitgewerkt. Nog steeds bestond de mogelijkheid dat meer woningbouw zou volgen.

Dit brengt de Afdeling tot de conclusie dat de bestemde woningbouw nabij de woningen van appellanten al op het moment van hun investeringsbeslissing voorzienbaar was. Het college heeft verzoeken om een tegemoetkoming terecht afgewezen.

Wat kunt u met deze uitspraak?

Interessant is dat appellanten in deze zaak hebben geprobeerd om de voorzienbaarheid van een woningbouwontwikkeling achter hun eigen woningen min of meer ‘achteraf’ te doorbreken. Uit de tekst van het Streekplan uit 1982 volgde dat mogelijke woningbouw in de regio werd voorzien – en een kaart bij het Streekplan bevestigde dit. Maar, blijkbaar (in het midden blijft hoe), is het nu mogelijk om op het kaartje in te zoomen zodat achter de woningen van appellanten een zekere streep zichtbaar werd. Die streep zou erop duiden dat nu net daar geen woningbouw zou moeten komen.

Het probleem is alleen dat dat inzoomen – met alle gestelde gevolgen van dien – in 1982 niet mogelijk was. De redelijk denkend en handelend koper, zoals appellanten in 1982, zouden dus indertijd nooit op die streep zijn gestuit. Ook uit de tekst van het Streekplan bleek niet dat binnen het woningbouwreserveringsgebied een uitgezonderde streep zou zitten. Dit brengt de Afdeling tot het begrijpelijke oordeel dat op basis van het Streekplan zoals dat in 1982 gelezen zou worden, de woningbouw waar het hier om gaat voorzienbaar was.

Daarbij wijst de Afdeling er nog eens uitdrukkelijk op dat de voorzienbaarheid uitgaat van de meest ongunstige uitwerking van het beleidsvoornemen waaraan de voorzienbaarheid wordt ontleend. Dat appellanten aannamen dat met de bouw van hun woningen het Streekplan wel zou zijn uitgewerkt, was dus onterecht. De meest ongunstige uitleg ging immers uit van nog meer woningen.

ABRvS 21 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2740.

Deze publicatie maakte onderdeel uit van de nieuwsbrief bestuursrechtelijke schadevergoeding november 2022.