In het Regeerakkoord Rutte III is een emissiereductiedoelstelling voor 2030 opgenomen van 49%. Lees in deze blog hoe de doelstelling gerealiseerd zou moeten worden.
Verdrag van Parijs. Aanscherping EU-doelstelling
Het kabinet spreekt in Regeerakkoord de plicht uit om er alles aan te doen om de klimaatdoelstelling uit het Verdrag van Parijs te halen. In dit verdrag is vastgelegd dat de landen die partij zijn bij het verdrag zich inzetten om de mondiale temperatuurstijging tot ruim onder de 2 graden Celsius te beperken en te streven naar een beperking van de opwarming van de aarde tot maximaal 1,5 graden Celsius. Interessant is dat het Kabinet in het Regeerakkoord aangeeft in te zetten op een aanscherping van de emissiereductiedoelstelling van de EU voor 2030. In voorbereiding op Parijs heeft de EU aangegeven dat in wordt gezet op een emissiereductiedoelstelling van de EU-lidstaten gezamenlijk van ten minste 40% in 2030 (ten opzichte van 1990). In het Regeerakkoord is opgenomen dat Nederland het voortouw neemt om de EU-doelstelling voor 2030 op 55% te krijgen, een duidelijke aanscherping van de doelstelling van 40%. Er wordt ook rekening mee gehouden dat mogelijk niet alle lidstaten bereid zijn tot aanscherping van het EU-klimaatbeleid. In dat kader wordt opgemerkt dat als dit het geval mocht zijn, er met buurlanden wordt opgetrokken om een extra inzet af te spreken, bovenop de EU-doelstelling.
Aanscherping nationale doelstelling
Een aanscherping van de EU-doelstelling kan niet zonder een aanscherping van de nationale emissiereductiedoelstelling. In het Regeerakkoord is voor Nederland een reductiedoelstelling opgenomen van 49% voor 2030. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen de bedrijven in Nederland die onder het Europese Emissiehandelssysteem vallen – de EU-ETS – en alle andere actoren die zorgen voor een uitstoot van broeikasgassen en die daar niet onder vallen, zoals (weg)vervoer, de verwarming van huizen en (kantoor)gebouwen, kleine industriële installaties en landbouw. Voor sectoren die vallen onder EU-ETS geldt er op dit moment voor 2030 een EU-reductiedoelstelling van 43% ten opzichte van 2005, het jaar dat de Europese emissiehandelssysteem werd ingevoerd.
Er zijn zo’n 450 Nederlandse bedrijven die onder de EU-ETS vallen. Deze bedrijven vertegenwoordigen zo’n 45% van de Nederlandse uitstoot van broeikasgassen. De rest komt voor rekening van onder meer Nederlandse huishoudens, het (weg)vervoer, de landbouw, kleine industrie, oftewel de niet-ETS sectoren. Uitgaande van de EU-doelstelling van ten minste 40% voor 2030, zou er voor Nederland voor de niet-ETS een doelstelling gaan gelden van vermoedelijk tussen de 33—40% ten opzichte van 2005.
Uit het Regeerakkoord lijkt te volgen dat een aanzienlijk deel van de aangescherpte nationale reductiedoelstelling moet worden gerealiseerd binnen de niet-ETS. Toch is dat niet het geval. Zo is er in het Regeerakkoord aangegeven dat het ambitieuzere nationale klimaatbeleid, er niet toe mag leiden dat andere EU-landen de binnen Nederland gerealiseerde (extra) emissiereductie, teniet doen door een hogere uitstoot van broeikasgassen. In dat kader wordt opgemerkt dat niet wordt uitgesloten dat ETS-rechten worden opgekocht, waardoor er minder emissierechten op de markt komen en de prijs van emissierechten stijgt, hetgeen bedrijven binnen de EU – die onder de EU-ETS vallen – er zou toe moeten aanzetten om emissiebeperkende maatregelen te nemen.
Nieuw Energieakkoord en Klimaatwet
In het Regeerakkoord worden twee methoden beschreven om de emissiedoelstelling van 49% voor 2030 te realiseren. Er wordt ingezet op een nationaal Klimaat- en energieakkoord; vermoedelijk een uitbreiding en aanpassing van het huidige Energieakkoord, en de introductie van een Klimaatwet.
Voor wat betreft het laatste. Op 30 januari 2017 is het (gewijzigde) wetvoorstel Klimaatwet ingediend bij de Tweede Kamer. Het voorstel biedt een kader voor het ontwikkelen van beleid gericht op het terugdringen van de Nederlandse broeikasgasemissie in de periode tot 2050. Het wetsvoorstel gaat wel uit van een andere reductiedoelstelling dan het Regeerakkoord. Zo bepaalt het wetsvoorstel dat de Nederlandse emissie van broeikasgassen eind 2030 55% minder moet zijn dan in 1990 (het Regeerakkoord gaat uit van 49%). Het wetsvoorstel kent ook een aantal andere doelstellingen waaronder die met betrekking het aandeel duurzame energie en het aandeel energiebesparing. Het wetsvoorstel kent geen doelstelling met betrekking tot negatieve CO2-emissies, zoals CO2-opslag, een belangrijk aandachtspunt van Rutte III.
In het wetsvoorstel is een stappenschema opgenomen om de reductiedoelstelling te realiseren. Zo worden er één maal in de vijf jaar klimaatplannen opgesteld, voor de eerste maal in 2019. In deze plannen wordt aangegeven wat het emissiebudget is voor Nederland voor de komende vijf jaar en wordt een indicatie gegeven van het nationale emissiebudget voor de daarop volgende tien jaar. Ook wordt in deze plannen op hoofdlijnen aangegeven welk klimaatbeleid wordt gevoerd om de emissiedoelstellingen te realiseren en wordt een beschrijving gegeven van de maatregelen die in dat kader kunnen worden genomen. In het wetsvoorstel is nog vastgelegd dat in de klimaatplannen ook zal worden ingegaan op de effecten van de te nemen maatregelen op de Nederlandse economie en . verder dat kosteneffectiviteit van de te nemen maatregelen een aandachtspunt is alsook het reductiepotentieel van de te nemen maatregelen.
De doelstellingen uit het klimaatplan worden uitgewerkt in een klimaatbegroting, waarin onder meer per sector wordt aangegeven wat het emissiebudget is. De klimaatbegroting wordt na overleg met de Eerste en Tweede Kamer opgesteld en het ontwerp ervan wordt op de derde dinsdag van september toegezonden aan de beide kamers van de Staten-Generaal. Verder komt er een klimaatjaarverslag zodat inzichtelijk wordt wat het gevoerde klimaatbeleid heeft opgeleverd. Het verslag wordt de derde woensdag van mei toegezonden aan de Eerste en Tweede Kamer.
Verder gaat het wetsvoorstel uit van de installatie van een Klimaatcommissie. Deze commissie adviseert de minister bij de uitvoering van de Klimaatwet en bij de opstelling van klimaatplannen, de klimaatbegroting en bij bepaling van emissiebudgetten. De Klimaatcommissie wordt bij de uitvoering van haar taken ondersteund door het Planbureau voor de Leefomgeving, die iedere vijf jaar een wetenschappelijk rapport uitbrengt over de verwachte ontwikkeling van het klimaat en van de broeikasgasemissies in Nederland.
Hoe verder?
Het hierboven (kort) beschreven wetsvoorstel Klimaatwet is ingediend door vijf politieke partijen, waaronder twee regeringspartijen (D66 en ChristenUnie). Of en in hoeverre het wetsvoorstel Klimaatwet model zal staan voor de Klimaatwet waarnaar in het Regeerakkoord wordt verwezen, laat zich op dit moment moeilijk raden. Duidelijk is in ieder geval wel dat om de doelstelling van 49% reductie in 2030 te bereiken, er gewerkt gaat worden aan een wettelijk kader waarin deze doelstelling is verankerd en vermoedelijk ook welke middelen worden ingezet om dit te realiseren.
Zie verder over het in het Regeerakkoord neergelegde klimaatbeleid: Regeerakkoord Rutte III: Minder kolen, meer zon en wind
Bronnen: Kamerstukken II 2016/17, 34 534, nr. 6
, Kamerstukken II 2016/17, 34 534, nr. 7, Regeerakkoord “Vertrouwen in de Toekomst”