Home Kennis Planschade en woonboten

Planschade en woonboten

11 juni 2021
Jelmer Procee
,
Katrien Winterink
,
Lauree Jager
,
Matthijs Timmer
en
Linda van Leeuwen

Een woonboot die niet duurzaam met de oever of bodem is verenigd is geen onroerende zaak als bedoeld in artikel 6.1 Wro. De eigenaar komt dan ook niet in aanmerking voor tegemoetkoming in planschade.

Kern van de zaak

Onder de voorwaarden van artikel 6.1 Wro komt alleen planschade die betrekking heeft op onroerende zaken voor tegemoetkoming in aanmerking. De woonschepen van appellant zijn volgens de Afdeling geen onroerende zaken, omdat zij niet duurzaam met de bodem of oever zijn verbonden. Dat betekent dat het verzoek om tegemoetkoming in planschade terecht is afgewezen.

Wat speelde er?

Appellant is eigenaar van twee woonboten met een ligplaats in Amsterdam. Hij stelt planschade te hebben geleden als gevolg van drie planologische besluiten ten behoeve van het realiseren van hoogbouw en een brug in de directe omgeving van de ligplaatsen. Het college wijst het verzoek af, omdat de woonboten niet duurzaam met de bodem of oever zijn verenigd, zodat zij gelet op artikel 3:3 BW en de rechtspraak van de Hoge Raad daarover niet als onroerende zaken gelden. Na bezwaar en beroep door appellant oordeelt de rechtbank dat de aanvraag terecht is afgewezen. Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat de woonboten na afkoppeling verplaatsbaar zijn. Dat de woonboten positief zijn bestemd en op grond van de Wet verduidelijking voorschriften woonboten, voor de toepassing van de Wabo gelden als bouwwerken, doet daaraan niet af. Volgens rechtspraak van de Hoge Raad is immers doorslaggevend dat de woonboten niet duurzaam met de bodem of oever zijn verenigd, aldus de rechtbank.

Hoe oordeelt de Afdeling?

De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Uit eerdere uitspraken van de Afdeling volgt dat in artikel 6.1 Wro geen definitie van een onroerende zaak is gegeven, zodat moet worden aangesloten bij artikel 3:3 BW en de rechtspraak van de Hoge Raad daarover (ABRvS 28 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2582, onder 4.1). De Afdeling heeft al eerder geoordeeld dat woonboten die niet duurzaam met de bodem of oever zijn verenigd, niet gelden als onroerende zaken als bedoeld in artikel 6.1 Wro jo. artikel 3:3 BW (ABRvS 14 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:32). Appellant stelt verder nog dat hij door verjaring eigenaar zou zijn geworden van de tuin en oever, die hij al meer dan 40 jaar in gebruik en bebouwd zou hebben zonder enig bericht van de gemeente. De Afdeling oordeelt echter dat het college terecht is uitgegaan van de informatie in de openbare registers, omdat de civiele rechter zich niet heeft uitgesproken over het verjaringsbetoog van appellant.

Wat kunt u met deze uitspraak?

De uitspraak is in lijn met eerdere Afdelingsuitspraken. Het is goed om in het achterhoofd te houden dat alleen de eigenaar van een onroerende zaak in aanmerking komt voor tegemoetkoming in planschade op grond van artikel 6.1 Wro. De uitspraak bevestigt nog eens dat voor het begrip onroerende zaak ook in het planschaderecht niet van belang is of de zaak bestemd is om langdurig ter plaatse te blijven, maar of deze duurzaam met een andere onroerende zaak is verenigd. Evenmin is van belang of de zaak geldt als bouwwerk in de zin van de Wabo. Overigens laat de Afdeling in het midden of het voor de toepassing van artikel 6.1 Wro relevant is dat onroerendezaakbelasting is betaald. In dit geval was de betaling daarvan ten tijde van belang niet aangetoond.

 

ABRvS 12 mei 2021, nr. 201908115/1/A2

Planschade, definitie onroerende zaak, woonboot