Kern van de zaak
Bij de vaststelling van de tegemoetkoming in planschade (grond van artikel 6.1 lid 1 van de Wro) in de vorm van inkomensderving, dient ook rekening te worden gehouden met belastingschade. Daarbij dienen de fiscale voor- en nadelen in onderling verband te worden bezien en in rekening te worden gebracht. De Afdeling bestempelt de belastingschade (in het kader van planschade) niet zozeer als een afzonderlijke schadesoort, maar als een voor in aanmerking komende schade in de vorm van inkomensderving.
Wat speelde?
APO Zevenaar B.V. en een horecaondernemer (hierna gezamenlijk: appellanten) dienen een verzoek om tegemoetkoming in planschade in. APO Zevenaar B.V. is eigenaar van het pand waarin de horecaondernemer een eetgelegenheid exploiteert. Appellanten stellen nadeel te ondervinden door de inwerkingtreding van het bestemmingsplan “Centrum fase-1” (hierna: bestemmingsplan), omdat het plan op korte afstand van het pand en bijbehorende terras meer bebouwing mogelijk heeft gemaakt waardoor de horecaonderneming minder zichtbaar is vanaf het plein en de bezonning op het terras afneemt. Als gevolg hiervan menen appellanten dat de omzet van de horecaonderneming is gedaald en daarmee de waarde van het pand.
De Afdeling buigt zich voor een tweede keer over deze zaak. In haar eerdere uitspraak van 16 november 2019 (nr. 201900730/1/A2) oordeelt de Afdeling dat het college zich ten onrechte (op grond van een deskundigenadvies) op het standpunt heeft gesteld dat er een causaal verband ontbreekt tussen de daling van de omzet van de horecaonderneming en de planologische wijziging. Het college dient naar aanleiding van dit oordeel opnieuw te beslissen op de gemaakte bezwaren van appellanten. Tegen dit besluit gaan appellanten in beroep.
Appellanten voeren (onder meer) aan dat het deskundigenadvies van Langhout (ten grondslag aan de schadeberekening) voor het bepalen van de inkomensschade niet is uitgegaan van de juiste peildatum. Daarnaast stellen appellanten dat de eventuele belastingschade moet worden vergoed.
Hoe oordeelt de Afdeling?
Allereerst het deskundigenadvies. Hierin is voor het bepalen van de hoogte van de planschade gebruik gemaakt van de omzetderving, die zich heeft voorgedaan nadat de met het plan mogelijk gemaakte ontwikkelingen waren gerealiseerd. Vervolgens is aan de hand van een aantal factoren beoordeeld welk deel van die omzetderving aan de planologische wijziging kan worden toegerekend. Deze schade is vervolgens gecorrigeerd met een kapitalisatiefactor van 4,5 vanwege het feit dat het gebruik tussen het moment van inwerkingtreding van het plan en de uitvoering ervan nog 4 jaar ongestoord kon worden voortgezet. Hiermee is het (ongestoord) voortgezet gebruik betrokken bij de berekening van de omvang van de inkomensschade. Hetgeen volgens de Afdeling aansluit bij het in de rechtspraak geformuleerde uitgangspunt. De Afdeling concludeert dan ook dat er geen aanleiding bestaat om te twijfelen aan de juistheid van het advies.
In tegenstelling tot het college en de rechtbank, overweegt de Afdeling dat de eventuele belastingschade voor vergoeding in aanmerking komt, indien deze schade rechtstreeks een gevolg is van het desbetreffende schadeveroorzakende besluit. Bij de vaststelling van de tegemoetkoming in planschade (grond van artikel 6.1 lid 1 van de Wro) in de vorm van inkomensderving, dient ook rekening te worden gehouden met belastingschade. Daarbij dienen de fiscale voor- en nadelen in onderling verband te worden bezien en in rekening te worden gebracht. Volgens de Afdeling volgt hieruit dat de belastingschade (in het kader van planschade) niet zozeer als een afzonderlijke schadesoort moet worden gezien, maar als een voor in aanmerking komende schade in de vorm van inkomensderving. Gezien in deze zaak de belastingschade niet uitgesloten kon worden, had het college deze schadepost als een P.M.-post moeten opnemen.
Wat kunt u met de zaak?
De Afdeling oordeelt in deze uitspraak voor het eerst dat ook bij een verzoek om planschade de eventuele belastingschade voor vergoeding in aanmerking komt. Hiermee sluit de Afdeling aan bij het nadeelcompensatie- en onteigeningsrecht, waar belastingschade eveneens voor vergoeding in aanmerking komt indien de schade rechtstreeks een gevolg is van het desbetreffende schadeveroorzakende besluit, respectievelijk de onteigening. Het is echter verrassend dat de Afdeling belastingschade in deze uitspraak onder de post van inkomensschade schuift, gezien dit in het nadeelcompensatie- en onteigeningsrecht wordt gezien als een bijkomende schade.
ABRvS 3 februari 2021, nr. 202001641/1/A2
Tegemoetkoming in planschade, inkomensschade, kapitalisatiefactor, belastingschade