Home Kennis Planschade Buitenring Parkstad Limburg

Planschade Buitenring Parkstad Limburg

4 november 2021
Jelmer Procee
,
Katrien Winterink
,
Lauree Jager
,
Matthijs Timmer
en
Linda van Leeuwen

De komst van de Buitenring was in 1999 voorzienbaar ter plaatse van het Amstenraderveld in Brunssum op basis van een Streekplanuitwerking uit 1991 en een (voor)ontwerpbestemmingsplan uit 1999.

Kern van de zaak

Bij de beoordeling van de voorzienbaarheid van een planologische maatregel moet rekening worden gehouden met concrete beleidsvoornemens die openbaar zijn gemaakt. Appellanten kochten in 1999 een bouwkavel op het Amstenraderveld. Op dat moment konden zij uit het (voor)ontwerp bestemmingsplan Amstenraderveld van de gemeente Brunssum afleiden dat het eerdere beleidsvoornemen van de provincie Limburg om langs het Amstenraderveld een weg te realiseren nog steeds actueel was.

Wat speelde er?

Het gaat hier om een hoger beroep van twee inwoners van Brunssum (appellanten) tegen het college van gedeputeerde staten van de provincie Limburg (het college) in een planschadekwestie over de Buitenring Parkstad Limburg (Buitenring). Appellanten komen op tegen het oordeel van de rechtbank en het college dat de aanleg van de huidige Buitenring ten tijde van de aankoop van hun percelen in 1999 voorzienbaar was. Het college heeft volgens appellanten niet aangetoond dat de definitieve Streekplanuitwerking Oostelijk Zuid-Limburg uit 1991 (Streekplanuitwerking 1991), waarin het beleidsvoornemen tot de aanleg van de S22 is opgenomen, bekend is gemaakt. Verder is volgens appellanten later afgezien van het beleidsvoornemen. In het bestemmingsplan Buitengebied 1995 van de gemeente Brunssum is op de betreffende gronden, in tegenstelling tot het daarvoor geldende bestemmingsplan, niet meer voorzien in de aanleg van een rondweg, zo stellen appellanten. Daarnaast lezen appellanten in diverse krantenartikelen en een brief aan bewoners in Hoensbroek dat de provincie het voornemen om ter plaatse een weg aan te leggen had verlaten.

Hoe oordeelt de Afdeling?

Bij de beoordeling van de voorzienbaarheid van een planologische maatregel moet rekening worden gehouden met concrete beleidsvoornemens die openbaar zijn gemaakt, zo stelt de Afdeling voorop. Daarbij is niet vereist dat een dergelijk beleidsvoornemen een formele status heeft. Uit het kaartmateriaal en de tekst van het Streekplanuitwerking 1991 blijkt dat is beoogd om ten noorden van Brunssum een weg aan te leggen. Dat de kaart geen plaatsnamen bevat, maakt niet dat het voornemen daardoor onvoldoende kenbaar is. Uit de tekst gelezen in samenhang met de kaart, kan worden opgemaakt waar de S22 is beoogd, namelijk ter hoogte van het Amstenraderveld. 

Vast staat dat het ontwerp van de Streekplanuitwerking 1991 ter inzage heeft gelegen. De terinzagelegging is bekend gemaakt in het Limburgs Dagblad en de Staatscourant. Weliswaar heeft het college niet kunnen aantonen dat het definitieve streekplan ook ter inzage is gelegd, maar uit de tekst van het definitieve plan volgt dat het beleidsvoornemen om de S22 aan te leggen ook al was opgenomen in het ontwerpplan. Daarvan heeft een ieder kennis kunnen nemen.

Met de krantenartikelen uit 1992 is het beleidsvoornemen niet verlaten, omdat deze krantenartikelen niet afkomstig zijn van het college. Verder kan uit de brief van de provincie aan een bewoner in Hoensbroek uit 1992 niet ondubbelzinnig worden afgeleid dat de aanleg van de S22 definitief niet door zal gaan. Het beleidsvoornemen is evenmin verlaten door het bestemmingsplan Buitengebied 1995. Uit de toelichting op dit bestemmingsplan, en het, ten tijde van de aankoop recentere, (voor)ontwerp bestemmingsplan Amstenraderveld, blijkt dat het provinciale voornemen om de S22 aan te leggen nog steeds actueel is. In voornoemde plannen is (nog) geen verkeersbestemming toegekend aan de gronden van het tracé. Daaruit kan worden afgeleid dat het voornemen niet in de nabije toekomst ten uitvoer zal worden gelegd, maar niet dat het beleidsvoornemen was verlaten.

Wat kunt u met deze uitspraak?

De uitspraak laat zien dat de voorzienbaarheid van een planologische maatregel onder omstandigheden kan blijken uit een bekendgemaakte ontwerpversie van een plan, ook als de bekendmaking van de definitieve versie van het plan niet meer terug te vinden is. Daarvoor moet wel duidelijk zijn dat het ontwerp hetzelfde concrete beleidsvoornemen bevatte als het definitieve plan. Verder bevestigt de uitspraak dat de voorzienbaarheid voortduurt zolang het beleidsvoornemen concreet terugkomt in de (toelichting bij) latere bestemmingsplannen. Dat de gemeente aan de gronden nog geen verkeersbestemming is gegeven, zegt niet dat het beleidsvoornemen van de provincie is verlaten.

ABRvS 29 september 2021, nrs. 202003288/1/A2 en 202003353/1/A2

Planschade, voorzienbaarheid, beleidsvoornemen