Wie is verantwoordelijk voor het omleggen van rioolleidingen, wanneer een bouwvergunningvoorschrift daartoe verplicht? Een uitspraak van de Afdeling van 23 oktober jl. laat zien dat een vergunning die weliswaar aan een bouwbedrijf is verleend, niet afdoet aan het feit dat ook de perceeleigenaar die tot de bouw van een woning opdracht heeft gegeven er zorg voor moet dragen dat de aan de vergunning verbonden voorschriften worden nageleefd.
Waar ging de zaak over?
Een Rotterdamse perceeleigenaar heeft in 2010 een bouwvergunning gekregen voor de bouw van een woning op zijn perceel. Deze woning is samen met enkele andere woningen via een verzamelleiding op de openbare riolering aangesloten. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (het college) heeft eind 2011 te kennen gegeven dat er per woning een afzonderlijke aansluiting op het openbaar riool verplicht is. Nu deze aanpassing enkele jaren later nog steeds niet is gedaan, dient de woningeigenaar bij het college een handhavingsverzoek in. Het ontbreken van de juiste aansluiting is volgens hem in strijd met de bouwvergunning die destijds voor de bouw van zijn woning is verleend, en met de van toepassing zijnde wet- en regelgeving. Het college wijst dit verzoek vervolgens af, waarna de bewoner bezwaar maakt.
Het college verklaart dit bezwaar niet-ontvankelijk. De eigenaar zou bij zijn verzoek om handhaving namelijk onvoldoende belang hebben. Ook een gang naar de rechtbank levert hem niets op. Volgens de rechtbank is de eigenaar zelf verantwoordelijk voor de (juiste) aansluiting op het openbaar riool en valt het onder de eigen verantwoordelijkheid om de gestelde overtredingen ongedaan te maken. Daar kan de eigenaar zich niet in vinden. Hij heeft geen opdracht gegeven voor de gerealiseerde rioolaansluiting, is niet de leidingexploitant en heeft het niet in de hand om de aansluiting aan te passen.
Oordeel Afdeling
Ook in hoger beroep krijgt de eigenaar geen gelijk. De Afdeling grijpt daarbij terug op een eerdere uitspraak, gewezen naar aanleiding van een eerder door de eigenaar ingediend handhavingsverzoek in dezelfde kwestie. Daarin heeft de Afdeling reeds het volgende overwogen. In artikel 2.25, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is bepaald dat een omgevingsvergunning geldt voor eenieder die het project uitvoert waarop zij betrekking heeft en de vergunninghouder er zorg voor draagt dat de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften worden nageleefd. De vergunning voor de bouw van de desbetreffende woning is destijds aan een betrokken bouwbedrijf verleend. Uit de Memorie van Toelichting bij de Wabo volgt echter dat het begrip "vergunninghouder" in dit geval ruim moet worden opgevat. Daaronder moet ook worden verstaan degene die het project uitvoert, met andere woorden degene die voor die uitvoering verantwoordelijk is en voor wie de omgevingsvergunning daarom geldt. Dit betekent dat niet alleen degene aan wie de vergunning destijds is verleend overtreder van de aan de vergunning verbonden voorschriften kan zijn.
Vervolgens overweegt de Afdeling dat de latere verplichting tot afzonderlijke aansluiting moet worden aangemerkt als een nadere invulling van een voorschrift zoals die in de bouwvergunning is opgenomen. Namelijk dat het leidingverloop van de rioleringsinstallatie moet worden goedgekeurd voordat met de desbetreffende bouwwerkzaamheden mocht worden begonnen.
Nu de woning waar het hier om gaat in opdracht van de woningeigenaar is gerealiseerd en hij bovendien niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in staat is de juiste aansluiting op het openbaar riool alsnog te realiseren, heeft hij volgens de Afdeling onvoldoende belang bij zijn verzoek om handhaving.
Daar komt nog bij dat in artikel 1, aanhef en onder e, van de Leidingenverordening Rotterdam 2015 staat dat de leidingexploitant de (rechts)persoon is onder wiens verantwoordelijkheid de leiding is aangelegd of wordt beheerd of geëxploiteerd. Dat maakt dat de eigenaar leidingexploitant is van de verzamelleiding. Dat deze leiding deels buiten zijn perceel is gelegen en ook andere woningen betreft, waardoor hij over de leiding geen volledige bevoegdheid en beschikkingsmacht heeft en tegen praktische problemen aanloopt, maakt dat niet anders.
Raadpleeg hier de uitspraak van de Afdeling van 23 oktober 2019. ECLI:NL:RVS:2019:3562.