Home Kennis P-G Langemeijer laat ruimte voor toepassing van mededingingsnorm bij de verkoop van (schaarse) grond door overheden

P-G Langemeijer laat ruimte voor toepassing van mededingingsnorm bij de verkoop van (schaarse) grond door overheden

23 juni 2021
Marleen Botman
Op 12 maart 2021 heeft procureur-generaal bij de Hoge Raad (P-G) Langemeijer zich uitgelaten over de vraag of de in de bestuursrechtspraak ontwikkelde mededingingsnorm bij schaarse vergunningen ook moet worden toegepast bij de verkoop van (schaarse) grond door overheden. Volgens hem is dat geen vanzelfsprekendheid, en moet daarvoor in ieder geval sprake zijn van ‘schaarste’ als bedoeld in die norm.

De relevante feiten

In deze zaak gaat het om de vraag of het de gemeente Didam vrijstaat om, in het kader van een meerjarige samenwerking met een projectontwikkelaar, een centraal in het dorp gelegen perceel grond waarop een supermarkt zou kunnen worden gerealiseerd te verkopen aan die projectontwikkelaar. In cassatie is aan de orde of de gemeente onrechtmatig handelt door dit perceel aan een marktpartij te leveren, zonder andere partijen in de gelegenheid te hebben gesteld om mee te dingen naar aankoop van het perceel.

Eiseressen betogen dat de door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in 2016 geïntroduceerde norm die ertoe strekt dat bij de verdeling van schaarse vergunningen aan potentiële gegadigden op een reële wijze mededingingsruimte moet worden geboden, ook van toepassing is op de uitgifte van schaarse grond. Eiseressen stellen dat zij op grond van die norm ook de kans hadden moeten krijgen om een bod te doen op het perceel grond in het centrum van Didam (‘de gemeentehuislocatie’).

De conclusie van P-G Langemeijer

P-G Langemeijer stelt zich allereerst de vraag waarom de verkoop van schaarse grond in overheidseigendom aan andere normen onderworpen zou moeten zijn dan de verdeling van schaarse publieke rechten. In beide gevallen kan de situatie zich voordoen dat de vraag groter is dan het aanbod. Langemeijer ziet echter ook een belangrijk verschil: in tegenstelling tot de markt voor publieke rechten, wordt de markt voor (onroerende) goederen niet begrensd door wat overheidslichamen aan te bieden hebben. Publieke rechten worden niet verkocht op een vrije markt in concurrentie met private aanbieders. Volgens P-G Langemeijer is het daardoor geen vanzelfsprekendheid dat de toepassing van de mededingingsnorm één op één kan worden overgenomen voor privaatrechtelijke handelingen van overheden die op de vrije markt plaatsvinden. Voor overeenkomstige toepassing van de mededingingsnorm zijn zowel voor- als nadelen te noemen.

Hoe dan ook zal het bij een overeenkomstige toepassing van deze mededingingsnorm moeten gaan om ‘schaarste’ als bedoeld in deze norm. Volgens P-G Langemeijer kan niet worden aangenomen dat sprake is van ‘schaarste’, enkel en alleen omdat meer dan één partij belangstelling heeft getoond voor de aankoop van de gemeentehuislocatie. Bij de verkoop oefent de gemeente geen publiekrechtelijke bevoegdheid uit. Volgens de P-G moet daarom worden aangenomen dat de gestelde ‘schaarste’ in dit geval voortkomt uit het feit dat het perceel grond gunstig is gelegen in het dorpscentrum en qua afmetingen en bestemming geschikt is voor de vestiging van een supermarkt. Eiseressen hebben daarom geen belang meer bij hun cassatiegrond over de vraag of de mededingingsnorm (überhaupt) van toepassing is bij de verkoop van schaarse grond.

Hoewel de mededingingsnorm in deze zaak dus hoe dan ook niet van toepassing is, laat de P-G wel ruimte voor de toepassing van de norm bij de verkoop van (schaarse) grond door overheden. Een definitief antwoord op deze rechtsvraag is echter nog niet gegeven. Misschien dat de Hoge Raad hier in zijn arrest wel toe overgaat.

Bron: Conclusie P-G Langemeijer van 12 maart 2021, ECLI:NL:PHR:2021:243