Kern van de zaak
De Afdeling oordeelt dat de nadeelcompensatieclaim van appellanten al verjaard was op het moment dat zij om nadeelcompensatie verzochten. Dat zij ten onrechte bij een ander bestuursorgaan een planschadeclaim hadden ingediend, staat niet aan de verjaring in de weg.
Wat speelde?
Appellanten – geanonimiseerd tot bedrijf A en B – exploiteren agrarische bedrijven in Limburg. De gronden van appellanten liggen overwegend in het zogenoemde winterbed van de Maas, waarvan in de Beleidslijn Ruimte voor de Rivier (6 april 1996, gepubliceerd 18 april 1996; hierna: de Beleidslijn) is bepaald dat hier in beginsel geen nieuwbouw meer mogelijk is. De kennelijk nog aanwezige planologische bebouwingsmogelijkheden zijn bovendien wegbestemd met het bestemmingsplan “Implementatie-herziening ruimte voor de rivier” (13 maart 2001 vastgesteld). Appellanten hebben in 2001 verzocht om een planschadevergoeding. Dit verzoek is uiteindelijk in 2009 afgewezen en de afwijzing heeft in 2018 stand gehouden bij de Afdeling: niet het bestemmingsplan, maar de Beleidslijn is de oorzaak van de schade van appellanten (ABRvS 21 maart 2018, nr. 201700481/1/A2).
Daarnaast hebben appellanten in 2009 bij de Minister van (thans) I&W om nadeelcompensatie verzocht, voor het geval hun planschadeverzoek zou worden afgewezen. De Minister heeft dit verzoek (in 2019, nu appellanten hadden verzocht het besluit aan te houden) afgewezen, nu dit was verjaard.
Hoe oordeelt de Afdeling?
Nadat zij bij de rechtbank bot vingen, ligt dus bij de Afdeling de vraag voor: was het verzoek van appellanten in 2009 al verjaard? De Afdeling beantwoordt deze vraag bevestigend. Zelfs als zou moeten worden aangenomen dat appellanten eerst op 13 september 2002 bekend werden met hun schade en de daarvoor aansprakelijke persoon, is de mogelijkheid om hiervoor nadeelcompensatie te verzoeken verjaard op 14 september 2007. Dat appellanten aanvankelijk ten onrechte meenden dat zij zich tot het college in plaats van tot de Minister moesten wenden als aansprakelijke partij, doet niet af aan de verjaring. Hoewel de verjaring pas begint te lopen zodra een benadeelde bekend is geworden met zijn schade én met de persoon die hiervoor aansprakelijk is, wordt de start van de verjaringstermijn niet ‘uitgesteld’ door de zogenoemde rechtsdwaling aan de zijde van appellanten.
Wat kunt u met de zaak?
Met deze uitspraak bevestigt de Afdeling weer dat op de verjaring van nadeelcompensatieclaims het civiele verjaringsregime van overeenkomstige toepassing kan zijn. Dat is in dit geval mede aan de orde omdat de Beleidslijn zelf al verjaringsregels hanteert dit sterk lijken op het civiele verjaringsregime van artikel 3:310 BW. Dit brengt met zich dat in dat geval een verjaringstermijn dus pas gaat lopen zodra concreet de benadeelde bekend is met de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon. Dit is een meer concrete toets dan de gebruikelijke, abstracte ‘vijf jaar na inwerkingtreding van het besluit’.
Maar deze uitspraak maakt ook duidelijk dat als aansluiting wordt gezocht bij het civiele verjaringsregime, rechtsdwaling niet aan verjaring in de weg staat. Dat appellanten in dit geval dus (ten onrechte) dachten dat hun schade langs de weg van de planschadevergoeding kon worden vergoed, liet onverlet dat hun claim wel kon verjaren.
ABRvS 9 maart 2002, zaaknr. 202002886/1/A2
Nadeelcompensatieclaim, verjaring