Wat speelde er?
Een groente- en fruithandelaar verzoekt om nadeelcompensatie en vergoeding van planschade vanwege van omzetdaling, als gevolg van de aanleg van een parkeergarage en de herinrichting van het Raadhuisplein in Drachten. Ten behoeve van het project heeft het college van B en W van Smallingerland bij verkeersbesluit (onder meer) eenrichtingsverkeer ingesteld langs het Raadhuisplein in de periode van 29 augustus 2011 tot en met 31 december 2013. Het verzoek van appellante gaat specifiek over de omzetdaling in het jaar 2012. Het college heeft daartoe de omzetten van appellante in de schadeperiode vergeleken met de omzetten in de referentieperiode van augustus 2010 tot en met juli 2011. Volgens het college is slechts 25% van de omzetdaling na augustus 2011 veroorzaakt door het verkeersbesluit. De overige 25% is ontstaan door andere zaken. Omdat appellante voor een groot deel afhankelijk is van bezoek dat in de omgeving kan parkeren is vanaf augustus 2011 50% van de schade toe te rekenen aan het vervallen van de parkeerplaatsen. Dit is volgens het college een gevolg van de feitelijke uitvoering van het nieuwe bestemmingsplan en komt daarom niet voor nadeelcompensatie in aanmerking. Het college heeft, onder verwijzing naar advies van de SAOZ, een vergoeding van € 20.434,- als nadeelcompensatie voor het jaar 2012 toegekend en een (impliciete) aanvraag om tegemoetkoming in planschade afgewezen. Het college heeft het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Volgens de rechtbank staat vast dat de omzet van appellante vanaf 2008 door diverse werkzaamheden en veranderingen ter plaatse van het Raadhuisplein substantieel is gedaald. Om die reden mocht de SAOZ volgens de rechtbank uitgaan van de periode van augustus 2010 tot en met juli 2011 als referentiejaar. De rechtbank oordeelt ook dat appellante met de schatting van het schadepercentage van 25%, afgezet tegen het niet door haar betwiste schadepercentage van 50% voor het vervallen van parkeerplaatsen, niet is tekortgedaan.
Appellante voert in hoger beroep aan dat de omzet van augustus 2010 tot en met juli 2011 onvoldoende representatief is voor de ontwikkeling van de omzet in de schadeperiode. De SAOZ had het jaar 2007 als referentieperiode moeten nemen, omdat dat volgens appellante het eerste aan het verkeersbesluit voorafgaande jaar is waarin zich geen schadeveroorzakende ontwikkelingen hebben voorgedaan. Daarnaast heeft het college volgens appellante onvoldoende gemotiveerd dat slechts 25% van de schade is veroorzaakt door het verkeersbesluit.
Hoe oordeelt de Afdeling?
De Afdeling laat het oordeel van de rechtbank over de referentieperiode en de toerekening van de schade in stand. Uitgangspunt bij de berekening van de gestelde schade is dat de referentieperiode voldoende representatief is voor de ontwikkeling van de omzetten in de schadeperiode. De referentieperiode van augustus 2010 tot en met juli 2011 is volgens de Afdeling voldoende representatief. Dat appellante in deze periode hinder of overlast heeft ondervonden, doet daaraan niet af. Immers, voor de vraag in hoeverre appellante schade heeft geleden door het verkeersbesluit, dient een vergelijking te worden gemaakt tussen de werkelijke situatie en de hypothetische situatie die zich zou hebben voorgedaan indien het verkeersbesluit achterwege was gebleven. Hierbij dient niet te worden uitgegaan van een hypothetische situatie waarin ook andere schadeveroorzakende ontwikkelingen worden weggedacht. Het gaat enkel om het (extra) nadeel dat appellante als gevolg van het verkeersbesluit heeft, waardoor het jaar 2007 niet representatief is voor de omzetten in de schadeperiode.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college voldoende gemotiveerd dat niet meer dan 25% van het omzetverlies voor nadeelcompensatie in aanmerking kan komen. Het totale omzetverlies is een gevolg van ontwikkelingen vanaf augustus 2011, waarbij de SAOZ heeft gewezen op het instellen van eenrichtingsverkeer langs het Raadhuisplein en het vervallen van een groot aantal parkeerplaatsen nabij het bedrijfspand van appellante. De SAOZ heeft daarbij niet toegelicht om welke overige ontwikkelingen het gaat. Dat de SAOZ dat heeft nagelaten wil echter nog niet zeggen dat het gaat om ontwikkelingen voorafgaand aan de feitelijke uitvoering van het verkeersbesluit. Dat er, naast de vermelde ontwikkelingen, vanaf augustus 2011 nog andere oorzaken van het totale omzetverlies in 2012 zijn opgekomen, is niet onbegrijpelijk en niet ongeloofwaardig.
Wat kunt u met deze uitspraak?
Deze uitspraak laat zien dat bij berekening van de gestelde schade na een verzoek om nadeelcompensatie, de referentieperiode voldoende representatief dient te zijn voor de ontwikkeling van de omzetten in de schadeperiode. Bij vergelijking van de werkelijke situatie met de hypothetische situatie die zich zou hebben voorgedaan indien een schadeveroorzakend verkeersbesluit achterwege was gebleven, dient niet te worden uitgegaan van een hypothetische situatie waarin ook andere schadeveroorzakende ontwikkelingen worden weggedacht.
ABRvS 15 juli 2020, nr. 201904972/1/A2
Nadeelcompensatie, referentieperiode, wijze van toerekening omzetverlies