De geschiedenis van Nederland wordt mede verteld door haar grote monumenten, zoals dierentuin Artis, Kasteel Amerongen of Museum Boijmans van Beuningen. Ondanks hun historische waarde moeten ook monumenten met hun tijd mee. Dat kan betekenen dat vroeg of laat geïnvesteerd moet worden in (onder meer) duurzaamheid. Zorgvuldig gerealiseerde duurzaamheidsaanpassingen dragen bij aan het toekomstig gebruik van een monument en zijn daarom in het belang van het behoud ervan. In dit verband wijzen wij op twee ontwikkelingen die de verduurzaming van monumenten een duwtje in de rug geven: een aangepast advies van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed over de plaatsing van zonnepanelen en de Subsidieregeling tienjarige ondersteuning iconische rijksmonumenten.
Zonnepanelen: aangepast advies Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
Voor het plaatsen van zonnepanelen op gebouwen is in de meeste gevallen geen omgevingsvergunning nodig. Dit is echter anders als het gebouw een monument is, of als sprake is van een beschermd stads- of dorpsgezicht. Wanneer het gaat om een gebouwd of aangelegd rijksmonument, is de gemeente bij bepaalde ingrepen verplicht om advies te vragen aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Die adviseert namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Zo ook bij de plaatsing van zonnepanelen.
Op dit moment adviseert de RCE positief over het plaatsen van zonnepaneelsystemen (pv-systemen) op rijksmonumenten wanneer die zonnepanelen uit het zicht liggen, geen aantasting vormen van waardevolle onderdelen en zorgvuldig op het dak worden aangebracht. De RCE is nu echter voornemens om haar adviesbeleid op dit punt te verruimen, ingegeven door onder meer het Klimaatakkoord waarin is afgesproken dat ook monumenten een substantiële bijdrage zullen leveren aan de energiebesparing en schone energieopwekking.
Op plaatsen waar zonnepaneelsystemen in het zicht worden voorgesteld, is voortaan niet langer zichtbaarheid het beslissende criterium. Bepalend is straks de mate waarin het beeld van het monument en zijn omgeving wordt verstoord. Dat betekent dat de RCE in de toekomst positief kan adviseren over zonnepanelen die zichtbaar zijn vanaf publiek toegankelijk gebied. Zolang geen sprake is van een ernstige visuele verstoring, krijgen eigenaren van monumenten dus meer ruimte om zonnepanelen te plaatsen.
Daarbij gelden echter wel randvoorwaarden. Zo moeten alternatieven elders op het perceel of uit het zicht uitgesloten zijn voor een rendabele energie-opwek. Alleen als het niet anders kan mogen zonnepanelen dus op het monument zelf worden geplaatst. Ook moet er een zorgvuldig afgewogen ontwerp voor het aanbrengen van de zonnepaneelsystemen liggen, waarbij de energieopwekking ten bate komt van het monumentale pand en er geen cultuurhistorisch waardevol groen wordt gekapt om de bezonning te verbeteren. Uit het ontwerp moet ook blijken dat historische dakelementen of opbouwen (o.a. schoorstenen, dakkapellen en decoraties) worden behouden, de zonnepanelen zoveel mogelijk op de aard en kleur van het dak afgestemd zijn, geen hinderlijke patronen of opvallende randen hebben en ze bovendien rechthoekig en regelmatig geordend worden gelegd zodat ze steeds ondergeschikt blijven aan de hoofdvorm van het dak en de daarop aanwezige elementen.
Voor bijzondere daken, monumenten in beschermde stads- en dorpsgezichten, historische buitenplaatsen en complexen gelden specifieke uitgangspunten. De mogelijkheden voor zonnepanelen zijn daar beperkter.
Zo geldt voor daken met een bijzondere vorm of afwerking − bijvoorbeeld ronde, spitse of veelhoekige daken, daken met een bijzonder decoratief patroon of daken van bijzondere materialen, zoals zeldzame dakpannen, sommige leien daken en de meeste daken van riet, koper, zink of lood − dat het plaatsen van pv-systemen in principe ongewenst is.
Waar het gaat om beschermde stads- en dorpsgezichten is het uitgangspunt dat de RCE voor daken die vanuit de openbaar toegankelijke ruimte niet zichtbaar zijn positief adviseert, wanneer het gemeentelijk beleid plaatsing van pv-systemen mogelijk maakt.
Voor pv-systemen op gebouwen die goed in het zicht liggen en bijvoorbeeld boven andere gebouwen uitsteken of in de zichtlijnen liggen van straten of grachten, zal de RCE negatief adviseren. Dat geldt ook voor van rijkswege aangewezen historische buitenplaatsen, gebouwen waarvan ook de tuinaanleg de status van rijksmonument heeft of die onderdeel zijn van een als complex aangewezen monument. Ook zijn zichtbare zonne-energie-installaties ongewenst op de hoofdgebouwen en in de zichtassen van bijvoorbeeld van rijkswege aangewezen beschermde buitenplaatsen.
Subsidieregeling tienjarige ondersteuning iconische rijksmonumenten
Verduurzaming van monumenten gaat echter verder dan alleen de plaatsing van zonnepanelen. Ook maatregelen als kierdichting, isolatie, aansluiting op een warmtenet of waterbesparing zijn in geval van monumenten goed denkbaar. Door hun omvang en bijzondere cultuurhistorische waarden vallen (verduurzamings)kosten van monumenten echter vaak hoog uit.
Op 6 juni 2020 is daarom de Subsidieregeling tienjarige ondersteuning iconische rijksmonumenten in werking getreden. De subsidieregeling wordt beschikbaar gesteld voor twaalf grote iconische rijksmonumenten of projecten die ten behoeve van maatschappelijke opgaven concrete ideeën hebben voor de komende tien jaar. Hieronder valt naast instandhouding en toegankelijkheid van het monument ook verduurzaming. De subsidie is bedoeld voor organisaties zonder winstoogmerk met een sociaal-culturele functie, waarvan de eigenaren onvoldoende financiële draagkracht hebben om zelf te investeren. Ten slotte gaat het enkel om iconische monumenten, met andere woorden monumenten en projecten die een relatie hebben met de Nederlandse geschiedenis, een (inter)nationale uitstraling en een groot volume kennen, of een groot publieksbereik hebben. De gekozen lijst met monumenten is hier te vinden. Vanaf 1 augustus 2020 kan voor het eerst subsidie worden aangevraagd.
Ook hier geldt dat de werkzaamheden geen nadelige gevolgen mogen hebben voor het rijksmonument of zijn monumentale waarden. De kosten zijn bovendien enkel subsidiabel voor zover zij naar het oordeel van de minister van OCW redelijk zijn.
Bij de vraag hoe erfgoed samengaat met ingrepen die nodig zijn voor verduurzaming, zal het altijd zoeken blijven naar de juiste balans. Zowel het verruimde advieskader van de RCE als de subsidieregeling biedt in elk geval meer ruimte bij de lastige afwegingen die hierbij moeten worden gemaakt. De praktijk laat in elk geval al zien dat monumenten en duurzaamheid geen onmogelijke combinatie is! De middeleeuwse Hamtoren in Vleuten heeft onder meer een luchtwarmtepomp en dubbelglas gekregen, de monumenten op het Westergasfabrieksterrein zijn van het gas af en de schil van het voormalige veerhuis Landlust in Schalkwijk is recentelijk volledig duurzaam geïsoleerd.