Kern van de zaak
Planschade kan in natura worden vergoed door gedurende een beperkte tijd de mogelijkheid te bieden om de vervallen bouwmogelijkheden onder het oude planologisch regime alsnog te realiseren door de aanvraag van een omgevingsvergunning.
Wat speelde er?
Verzoeker is eigenaar van een perceel en een daarop gelegen vrijstaande woning, tuinhuisje en onoverdekt zwembad. Op 30 januari 2012 heeft hij verzocht om tegemoetkoming in planschade als gevolg van het in werking getreden bestemmingsplan “Bergen, Dorpskern Zuid”. Door de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan komt de mogelijkheid om het perceel te splitsen te vervallen. Dit leidde volgens verzoeker tot een beperking van de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden. Het college en rechtbank gingen daar om voor hen moverende redenen niet in mee.
De Afdeling oordeelde in haar uitspraak van 18 december 2019 (nr, 201703658/1/A2) dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat het perceel onder het oude planologisch regime niet gesplitst kon worden. De hoogte van de tegemoetkoming werd vastgesteld op € 318.500,-. Om de reden dat het college in latere vergelijkbare planschadezaken heeft aangegeven eventuele planschade te willen compenseren in natura, zag de Afdeling geen aanleiding zelf in de zaak te voorzien. Het college is de gelegenheid geboden een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, met inachtneming van de uitspraak.
In de nieuwe beslissing op bezwaar heeft het college de geleden planschade gecompenseerd in natura, door verzoeker (of zijn rechtsopvolger onder algemene titel) de mogelijkheid te bieden om gedurende twee jaar, ná het onherroepelijk worden van dit besluit, door het aanvragen van een omgevingsvergunning de nu vervallen bouwmogelijkheden alsnog te realiseren. Na het verlenen van de gevraagde omgevingsvergunning heeft verzoeker gedurende drie jaar de gelegenheid om die vergunning te gebruiken. Mocht compensatie in natura niet mogelijk zijn om redenen die buiten de macht van verzoeker liggen, dan zal alsnog € 318.500,- worden gecompenseerd.
Verzoeker betoogt dat het college zijn planschade niet heeft gecompenseerd met het nieuwe besluit op bezwaar. Hij vindt het besluit ontoereikend, omdat de compensatie afhankelijk is van onzekere gebeurtenissen. Het besluit is daarom volgens verzoeker in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel.
Hoe oordeelt de Afdeling?
De Afdeling geeft aan dat wanneer niet geheel zeker is of het planologische regime in werking zal treden, niet zonder meer betekent dat compensatie in natura zinledig is, indien het bestuursorgaan zodanige toezeggingen heeft gedaan, dat de onzekerheid over deze procedures voldoende is ondervangen. Daarbij komt ten eerste betekenis toe aan de omstandigheid of met voldoende zekerheid vaststaat dat, mocht blijken dat compensatie in natura niet tot stand kan worden gebracht, alsnog een vergoeding in geld wordt uitgekeerd. Ten tweede de omstandigheid of de compenserende voorziening, gedurende een voldoende lange periode, ook wordt geboden aan rechtsopvolgers onder algemene en bijzondere titel.
De Afdeling oordeelt, anders dan verzoeker betoogt, dat de voorziene tegemoetkoming in natura in de nieuwe beslissing op bezwaar voldoet aan de gestelde eisen. De onzekerheid over de besluitvorming door het college is voldoende ondervangen met het nieuwe besluit op bezwaar. Opgemerkt wordt dat mocht de aanvraag in strijd worden bevonden met een goede ruimtelijke ordening, dan dient het college over te gaan tot betaling van de tegemoetkoming in geld. Daarmee acht de Afdeling voldoende verzekerd dat verzoeker tegemoet zal worden gekomen in de door hem geleden planschade. Afgezien daarvan oordeelt de Afdeling dat verzoeker wel aanspraak kan maken op een vergoeding in geld indien de waarde van de met de omgevingsvergunning te realiseren splitsing kleiner is dan de vastgestelde tegemoetkoming, van € 318.500,-. In dat geval moet het college het verschil in geld compenseren.
Wat kunt u met deze uitspraak?
Deze uitspraak benadrukt dat voor compensatie in natura voldoende is dat de mogelijkheid wordt geboden om de vervallen bouwmogelijkheden van het oude bestemmingsplan alsnog te realiseren. Als de benadeelde besluit om geen gebruik te maken van deze mogelijkheid kan hij geen aanspraak meer maken op een vergoeding in geld. Daarentegen heeft de benadeelde wel recht op een vergoeding in geld als de aanvraag voor de omgevingsvergunning wordt geweigerd of een gedeeltelijke vergoeding wanneer de waarde van de te aan vragen omgevingsvergunning kleiner is dan te vastgestelde tegemoetkoming. Bijzonder daaraan is dat de benadeelde een gedeeltelijke vergoeding in geld kan bewerkstelligen door bewust een omgevingsvergunning aan te vragen met een kleinere waarde dan de te vergoeden schade.
ABRvS 28 juli 2021, zaaknr. 202000859/1/A2
Planschade, compensatie in natura, vervallen bouwmogelijkheden