Waar gaat deze zaak over?
Een inwoner van Amsterdam, appellant in deze zaak, verspreidt begin 2021 folders in de gemeente Amsterdam die afkomstig zijn van HardlopenAmsterdam. Onder de vlag van HardlopenAmsterdam biedt de stichting We Run The City (stichting) verschillende cursussen aan.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (college) gelast de appellant bij brief van 4 februari 2020, zowel gericht aan de appellant als aan de stichting ter attentie van de appellant, af te zien van het (laten) bezorgen van ongeadresseerd reclamedrukwerk op adressen waarvan de bewoner of gebruiker niet (door middel van een sticker) kenbaar heeft gemaakt dergelijke reclamepost te willen ontvangen. Dit op straffe van een dwangsom van € 500,- per overtreding, met een maximum van € 5000,-. Daarbij geldt elke bezorging van ongeadresseerd drukwerk op adressen zonder Ja/Ja-sticker of Ja-sticker als afzonderlijke overtreding.
Een toezichthouder van de gemeente constateert dat tussen 28 januari 2021 en 5 februari 2021 ongeadresseerd reclamedrukwerk van de appellant is bezorgd op adressen zonder Ja/Ja-sticker of Ja-sticker. Het betreft twee overtredingen. Bij besluit van 20 april 2021 gaat het college daarom over tot invordering van de twee verbeurde dwangsommen van elk € 500,- (het bestreden besluit).
De appellant is tegen dit invorderingsbesluit in bezwaar en beroep gegaan. Tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam (rechtbank) is appellant vervolgens in hoger beroep gegaan bij de Afdeling.
Wat is ongeadresseerd reclamedrukwerk?
Onder ongeadresseerd reclamedrukwerk wordt op grond van artikel 17, eerste lid, van de Afvalstoffenverordening 2009 (zoals die gold op het moment van overtreding) verstaan:
“a) ongeadresseerd reclamedrukwerk: reclamedrukwerk of samples die gratis huis aan huis worden verspreid zonder vermelding van naam, adres of postbus en woonplaats van de ontvanger, niet zijnde:
i) een huis-aan-huisblad of andere informatie over werkzaamheden of activiteiten in de buurt die voor de bewoners/gebruikers van een woning, bedrijf of woonschip in die buurt van belang zijn om te weten;
ii) drukwerk van vrijwilligers of niet-commerciële organisaties;
b) Huis-aan-huisblad: ongeadresseerd blad dat met een vaste frequentie gratis huis aan huis wordt verspreid in een geografisch beperkt gebied, daarbij de indeling van de gemeente in zeven stadsdelen volgend en waarvan tenminste 10% van de inhoud bestaat uit informatie over en nieuws uit het eigen verspreidingsgebied, niet zijnde reclame;”.
Op grond van artikel 17, tweede lid, van de Afvalstoffenverordening mag ongeadresseerd reclamedrukwerk uitsluitend worden (laten) bezorgd bij een woning, bedrijf of woonschip als de bewoner of gebruiker kenbaar heeft gemaakt prijs te stellen op het ontvangen ervan. Voor huis-aan-huisbladen is in artikel 17, derde lid, van de Afvalstoffenverordening opgenomen dat zij bij een woning, bedrijf of woonschip mogen worden bezorgd, tenzij de bewoner of gebruiker expliciet kenbaar heeft gemaakt geen prijs te stellen op het ontvangen ervan.
Wat oordeelt de Afdeling?
De appellant stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat sprake is van een overtreding van artikel 17, tweede lid, van de Afvalstoffenverordening. Volgens de appellant is zijn organisatie een niet-commerciële organisatie zoals bedoeld in artikel 17, eerste lid, aanhef en onder a, onder ii, van de Afvalstoffenverordening. Daardoor zou er geen sprake zijn van ongeadresseerd reclamedrukwerk. Daarnaast betoogt de appellant dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij kan worden aangemerkt als overtreder.
De Afdeling beoordeelt deze beroepsgronden in het licht van het feit dat deze gronden worden aangevoerd tegen het bestreden besluit, namelijk het invorderingsbesluit.
De Afdeling overweegt daarom allereerst dat bij een besluit over de invordering van een verbeurde dwangsom aan het belang van die invordering veel gewicht wordt toegekend. In beginsel vergt adequate handhaving dat verbeurde dwangsommen ook worden ingevorderd. Daarna overweegt de Afdeling dat een belanghebbende in een procedure tegen de invorderingsbeschikking in beginsel niet met succes gronden kan aanvoeren die hij tegen de last onder dwangsom naar voren heeft gebracht of had kunnen brengen. Dit kan enkel in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld wanneer evident is dat er geen overtreding is gepleegd of de betrokkene geen overtreder is.
Bij de beoordeling van de invorderingsbeschikking wordt gekeken of de last is overtreden en daarmee een dwangsom is verbeurd. Dit betekent volgens de Afdeling in het onderhavige geval dat moet worden beoordeeld of sprake is van het (laten) bezorgen van ongeadresseerd reclamedrukwerk in strijd met artikel 17, tweede lid, van de Afvalstoffen verordening. Hiervoor is onder meer van belang van wie het ongeadresseerde reclamedrukwerk afkomstig is, aldus de Afdeling.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat in het onderhavige geval geen sprake is van een verspreiding door een niet-commerciële organisatie in de zin van de Afvalstoffenverordening. Aangezien er geen definitie is voor een ‘niet-commerciële organisatie’ in de Afvalstoffenrichtlijn, moet volgens de Afdeling aansluiting worden gezocht bij het normale spraakgebruik. De folders zijn afkomstig van HardlopenAmsterdam, een handelsnaam van de stichting. Onder de vlag van HardlopenAmsterdam biedt de stichting hardlooptrainingen, running-bootcamps en andere cursussen tegen commerciële tarieven aan. Dit maakt volgens de Afdeling dat sprake is van ongeadresseerd reclamedrukwerk in de zin van artikel 17, eerste lid, onder a, van de Afvalstoffenverordening 2009 en niet om drukwerk van een niet-commerciële organisatie. Dat de stichting gezien haar rechtsvorm geen winstoogmerk heeft, doet daar volgens de Afdeling niets aan af. Ook de stelling dat de diensten tegen een kostendekkend tarief worden aangeboden maakt het voorgaande volgens de Afdeling niet anders, omdat deze stelling niet is onderbouwd.
De beroepsgrond dat de appellant geen overtreder zou zijn, is volgens de Afdeling een herhaling van wat al eerder in beroep is aangevoerd. Hier heeft de rechtbank zich al gemotiveerd over uitgelaten. De Afdeling kan zich in het oordeel van de rechtbank vinden en ziet geen aanknopingspunten om te oordelen dat sprake is van een uitzonderlijk geval dat rechtvaardigt dat dezelfde beroepsgrond opnieuw in deze procedure moet worden beoordeeld.
De Afdeling verklaart het hoger beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Raadpleeg hier de volledige uitspraak van de Afdeling van 9 juli 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:3125). Overigens wordt meer geprocedeerd over de toelaatbaarheid van verboden op het (laten) bezorgen van ongeadresseerd reclamedrukwerk. Zie bijvoorbeeld deze uitspraak van het gerechtshof Den Haag van 8 juli 2025. Ook zijn er eerder procedures geweest over het toepassen van de Ja/Ja-sticker, lees hiervoor dit blog over de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam.