Het koppelen van beleidsregels aan een bestemmingsplan en het hanteren van die beleidsregels bij de afweging van belangen is gewoon toegestaan, zo blijkt uit een heldere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak. De Afdeling staat in deze uitspraak uitgebreid stil bij het koppelen van beleidsregels aan een bestemmingsplan en de mogelijkheid van een zogenaamde dynamische verwijzing.
Dynamische verwijzing toegestaan
Ter discussie stond een facetbestemmingsplan dat 86 bestemmingsplannen binnen de gemeente Groningen beoogde aan te passen naar aanleiding van een wetswijziging waarbij artikel 2.5.30 van de Bouwverordening per 1 juli 2018 vervalt. Doel van de wetswijziging is om voldoende parkeergelegenheid te borgen via het bestemmingsplan. De gemeente Groningen had in het facetbestemmingsplan een planregel opgenomen waarbij de koppeling werd gelegd tussen het voorzien in voldoende parkeerplaatsen en de bouwregels. In beroep tegen het facetbestemmingsplan wordt aangevoerd dat een dynamische verwijzing rechtsonzeker is. De Afdeling bestuursrechtspraak zet in heldere overwegingen uiteen dat een dynamische verwijzing is toegestaan op grond van artikel 3.1.2, tweede lid, aanhef en onder a, van het Besluit ruimtelijke ordening. Onder verwijzing naar de eerdere uitspraak van 8 september 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:2837) herhaalt de Afdeling nog maar weer eens dat het mogelijk is om te bepalen middels een zogenaamde dynamische verwijzing dat indien de beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met het gewijzigde beleid.
Verwijzing in planregels moet duidelijk zijn
De Afdeling overweegt vervolgens dat wel duidelijk moet zijn naar welke beleidsregels wordt verwezen in de planregels. Hoewel in de planregels van het facetbestemmingsplan de beleidsregels niet met naam en toenaam werden genoemd, overweegt de Afdeling in dit specifieke geval dat er in redelijkheid geen onduidelijkheid over kan bestaan hiermee de ‘Beleidsregels Parkeernormen 2012’ werden bedoeld aangezien in de gemeente Groningen geen andere beleidsregels gelden met betrekking tot parkeren. Hiermee wordt duidelijk dat kennelijk dus niet de titel van de beleidsregel zelf in de planregels van het bestemmingsplan opgenomen hoeven te worden, immers zullen de meeste gemeenten maar één set beleidsregels met betrekking tot parkeren kennen. De redenering die de Afdeling hier volgt, zal dus in een groot aantal gevallen toegepast kunnen worden.
Reikwijdte artikel 3.1.2. Bro
Deze uitspraak is minsten net zo relevant vanwege de omstandigheid dat de Afdeling vervolgens aan artikel 3.1.2, tweede lid, aanhef en onder a, van het Bro een nadere uitleg geeft. Uit dit artikel vloeit voort dat de uitleg van planregels over (bijvoorbeeld) de uitoefening van een afwijkingsbevoegheid afhankelijk mag worden gesteld van beleidsregels. Onder verwijzing naar de Nota van Toelichting overweegt de Afdeling dat het hierbij om zogenoemde wetsinterpreterende beleidsregels gaat en dat de bevoegdheid tot vaststelling daarvan reeds voortvloeit uit artikel 4:81 Awb. De Afdeling bepaalt dat deze bepaling zich niet verzet tegen het hanteren van beleidsregels omtrent de afweging van belangen. Ook in een bestemmingsplan is toegestaan om regels op te nemen die een zekere interpretatieruimte laten. Op die manier kan flexibiliteit worden gecreëerd bij het beoordelen van aanvragen om omgevingsvergunning. Het van toepassing verklaren van de beleidsregels op de afwijkingsbevoegdheid wordt niet in strijd geacht met het rechtszekerheidsbeginsel omdat de gevallen waarin en de wijze waarop de bevoegdheid kan worden uitgeoefend zijn beschreven in de betreffende beleidsregels.
Tot slot
De Facetherziening parkeren van de gemeente Groningen is onherroepelijk waardoor alle bestemmingsplannen binnen de gemeente nu voldoen aan de eisen die de Reparatiewet BZK per 1 juli 2018 aan bestemmingsplannen stelt. Hoewel de uitspraak hier niets over vermeldt, is echter opvallend dat de Facetherziening van de gemeente Groningen alleen bouwregels kent. Dat betekent dat het voorzien in voldoende parkeergelegenheid – net zoals onder het regime van de Bouwverordening – alleen wordt gekoppeld aan bouwvergunning plichtige activiteiten. Onder de Reparatiewet BZK bestaat nu juist de mogelijkheid om het voorzien in voldoende parkeergelegenheid ook te koppelen aan de gebruiksregels in een bestemmingsplan. Daardoor wordt het mogelijk om ook bij functieverandering af te dwingen dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
De toekomst zal uit moeten wijzen of de Facetherziening Parkeren van de gemeente Groningen op dit onderdeel zal worden aangepast.
Bron
AbRvS 8 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:607