Home Kennis Geen tegemoetkoming in planschade door feitelijke schade

Geen tegemoetkoming in planschade door feitelijke schade

4 november 2021
Jelmer Procee
,
Katrien Winterink
,
Lauree Jager
,
Matthijs Timmer
en
Linda van Leeuwen

De komst van een zes meter hoog geluidsscherm leidt in dit geval niet tot een tegemoetkoming in planschade, omdat het nieuwe inpassingsplan geen planologische verslechtering oplevert. Er is alleen sprake van feitelijke schade. Dergelijke schade komt op grond van het planschaderecht niet voor vergoeding in aanmerking. 

Kern van de zaak

De komst van een zes meter hoog geluidsscherm leidt in dit geval niet tot een tegemoetkoming in planschade, omdat het inpassingsplan geen planologische verslechtering oplevert. Het voorgaande planologische regime stond namelijk een geluidsscherm van twaalf meter toe. Er is daarom alleen sprake van feitelijke schade. Dergelijke schade komt op grond van het planschaderecht niet voor vergoeding in aanmerking.

Wat speelde er?

Appellanten verzoeken het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland (hierna: het college) om een tegemoetkoming in planschade omdat tegenover hun woningen in Scharwoude een geluidsscherm van zes meter hoog is gebouwd. Het geluidsscherm is gebouwd op basis van het inpassingsplan Westfrisiaweg (hierna: het inpassingsplan).

Het college wijst de verzoeken van appellanten af. Hieraan legt het college twee adviezen van Gloudemans ten grondslag. Hieruit volgt allereerst dat appellanten door de komst van het geluidsscherm geen planologisch nadeel ondervinden. Het inpassingsplan staat namelijk lagere geluidsschermen toe dan het voorheen geldende bestemmingsplan toestond. Volgens de adviezen van Gloudemans lijden appellanten door het inpassingsplan wel lichte schade door een toename van geluidhinder en vermindering van de luchtkwaliteit. Dit planologisch nadeel wordt vastgesteld op een bedrag van EUR 7.000,=, maar komt niet voor vergoeding in aanmerking omdat dit nadeel valt binnen het normaal maatschappelijk risico van 2% van de waarde van de woningen.

In hoger beroep voeren appellanten meerdere beroepsgronden aan. In deze samenvatting bespreken wij het standpunt van appellanten dat zij recht hebben op een tegemoetkoming in planschade omdat zij feitelijke schade lijden door het inpassingsplan. Appellanten wijzen erop dat de buurman wel een tegemoetkoming heeft gekregen, terwijl hij geen feitelijke schade lijdt door het inpassingsplan.

Hoe oordeelt de Afdeling?

Het staat bij de Afdeling niet ter discussie dat appellanten feitelijk schade lijden door het geluidsscherm. De vraag is of deze schade voor vergoeding in aanmerking komt op grond van het planschaderecht. De Afdeling concludeert van niet, en erkent daarbij dat dat voor appellanten onbevredigend is. Het is echter een voor de bestuursrechter te respecteren keuze van de wetgever dat feitelijke schade, op grond van het planschaderecht, niet voor vergoeding in aanmerking komt. Een tegemoetkoming in planschade kan enkel worden toegekend indien de schade een gevolg is van een nieuw planologisch regime dat nadeliger is dan het voorgaande planologische regime. De Afdeling concludeert dat daar in deze zaak geen sprake van is. Het inpassingsplan staat immers een geluidsscherm van zes meter hoog toe, terwijl het bestemmingsplan een geluidsscherm van maar liefst twaalf meter toestond. Appellanten hadden de feitelijke schade dus ook kunnen lijden onder het bestemmingsplan.

Tot slot overweegt de Afdeling dat de buurman planschade kan lijden als het inpassingsplan ter plaatse van de woning planologisch nadeliger is dan het bestemmingsplan. Op grond daarvan kan een tegemoetkoming in planschade worden toegekend. Dat de buurman feitelijk geen schade lijdt, is daarvoor niet relevant.

Wat kunt u met de zaak?

Deze uitspraak geeft een mooi voorbeeld van het uitgangspunt dat feitelijke schade op grond van het planschaderecht niet voor vergoeding in aanmerking komt. Uitgangspunt voor het toekennen van een tegemoetkoming in planschade is een nadelige planologische verandering ten opzichte van het voorgaande planologische regime. Onder de Omgevingswet zal dit uitgangspunt veranderen. Het uitgangspunt zal dan zijn dat er een feitelijke vergelijking wordt gemaakt aan de hand van de feitelijke situatie direct voor en direct nadat de schadeoorzaak zich voordoet. Deze nieuwe invulling van de planvergelijking had voor appellanten tot een bevredigendere uitkomst geleid.

ABRvS 29 september 2021, nr. 202004958/1/A2 

Planvergelijking, geen planologische verslechtering, feitelijke schade