
In deze nieuwsbrief vindt u een overzicht van belangrijk Europeesrechtelijk nieuws. Wilt u op de hoogte blijven van de laatste ontwikkelingen op het gebied van het Europees recht? Schrijf u dan in voor onze tweewekelijkse nieuwsbrief.

In deze nieuwsbrief:
- Hof van Justitie verduidelijkt terugwerkende kracht en rechtsgevolgen van rectificatie vertaalfout Roemeense versie AGVV
- Hof van Justitie: Commissie moet mogelijke indirecte staatssteun aan goede doelen via loterijen onderzoeken
- Commissie houdt openbare raadpleging over nieuwe staatssteunregels voor betaalbare huisvesting
- Raad van State oordeelt dat het winstverbod in de zorg niet coherent en consistent is toegepast
- Rechtbank Den Haag: smaakverbod op e-sigaretten is rechtmatig
- Voorzieningenrechter Rechtbank Amsterdam oordeelt dat Meta in strijd handelt met de Digital Services Act
- Nieuwe publicatie over private antitrust litigation in Nederland
Hof van Justitie verduidelijkt terugwerkende kracht en rechtsgevolgen van rectificatie vertaalfout Roemeense versie AGVV
Op 9 oktober jl. heeft het Hof van Justitie (“Hof”) in een prejudiciële verwijzingsprocedure geoordeeld dat aan een wijzigingsverordening die ertoe strekt een vertaalfout in de Roemeense versie van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (“AGVV”) te corrigeren, terugwerkende kracht toekomt. Het rechtszekerheidsbeginsel en de bescherming van het gewettigd vertrouwen verzetten zich echter tegen de terugvordering van staatssteun die op grond van een onjuiste vertaling uit de eerdere versie van de AGVV is toegekend.
On Air Media en Different Media sloten in 2020 op grond van een door de Europese Commissie (“Commissie”) goedgekeurde Roemeense steunregeling financieringsovereenkomsten, waarbij zij elk een microsubsidie ontvingen, bedoeld voor het te boven komen van de door de COVID-19-pandemie veroorzaakte economische crisis. De Commissie heeft de betreffende regeling goedgekeurd bij besluit van 27 augustus 2020. Hierin werd verwezen naar definities uit de AGVV. In de Roemeense taalversie van de AGVV zat een vertaalfout, die later in 2021 werd gecorrigeerd door Verordening (EU) 2021/452 (hierna: “rectificatieverordening”).
Deze wijziging had tot gevolg dat de eerder verleende microsubsidies volgens Roemenië moesten worden teruggevorderd, nu de vennootschappen niet (meer) zouden voldoen aan de wettelijke voorwaarden om de subsidies te verkrijgen. Aan ondernemingen in moeilijkheden zoals gedefinieerd in de AGVV kon op grond van de steunregeling namelijk geen staatssteun worden toegekend. De ondernemingen in kwestie kwalificeerden op grond van de oorspronkelijke Roemeense taalversie niet als onderneming in moeilijkheden maar na de rectificatie wel, met als gevolg dat zij niet meer voor de steun in aanmerking kwamen.
De verwijzende rechter stelt een drietal prejudiciële vragen aan het Hof naar de terugwerkende kracht van de rectificatieverordening. Daarnaast wenst hij te vernemen of het rechtszekerheidsbeginsel en het beginsel van bescherming van het gewettigd vertrouwen zich verzetten tegen de terugvordering van staatssteun die werd toegekend op grond van de oorspronkelijk in de Roemeense versie gestelde voorwaarden.
Uit vaste rechtspraak volgt dat alle taalversies van EU-wetgeving gelijkwaardig zijn en dat verschillen tussen de taalversies moeten worden uitgelegd in het licht van de algemene opzet en de doelstelling van de regeling. Het doel van de rectificatieverordening was hier om een fout in de Roemeense versie te herstellen en daarmee de eenvormigheid in alle taalversies te bewerkstelligen. Indien er geen terugwerkende kracht zou worden toegekend aan de rectificatieverordening, zouden er twee onverenigbare versies van dezelfde verordening naast elkaar hebben bestaan. Dit zou het vereiste van uniforme uitlegging en toepassing van het Unierecht ondermijnen. Het Hof oordeelt dan ook dat de rectificatieverordening aldus moet worden uitgelegd dat zij de Roemeense taalversie met terugwerkende kracht vanaf de datum van de inwerkingtreding van de AGVV rectificeert.
Daarnaast oordeelt het Hof echter dat de beginselen van rechtszekerheid en gewettigd vertrouwen zich in dit geval tegen terugvordering van de staatssteun verzetten. Hoewel onrechtmatig verleende staatssteun in beginsel moet worden teruggevorderd, moeten nationale autoriteiten deze fundamentele beginselen bij de uitvoering van het Unierecht eerbiedigen. De Roemeense (onjuist gebleken) taalversie was duidelijk en ondubbelzinnig geformuleerd en bood geen aanleiding tot twijfel over de uitleg van het begrip onderneming in moeilijkheden. Daardoor konden de ondernemingen er redelijkerwijs van uitgaan dat zij aan de voorwaarden voldeden en kan hen niet worden verweten dat ze geen andere taalversies hebben gecontroleerd. Tevens verwees de nationale steunregeling rechtstreeks naar deze tekst en heeft de Commissie deze goedgekeurd. Met deze redenering volgt het Hof de conclusie van de advocaat-generaal Szpunar.
Bron: arrest van het Hof van Justitie van 9 oktober in zaak C-416/24
Hof van Justitie: Commissie moet mogelijke indirecte staatssteun aan goede doelen via loterijen onderzoeken
Het Hof van Justitie (“Hof”) wijst het door Nederland ingestelde beroep af en oordeelt dat hoewel goededoelenloterijen zelf geen voordeel ontvangen, de Europese Commissie (“Commissie”) had moeten onderzoeken of er sprake zou kunnen zijn van indirecte staatssteun.
In 2014 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid onderhands vergunningen verlengd van de goededoelenloterijen. Hierop heeft de European Gaming and Betting Association (“EGBA”) bij de Commissie een klacht ingediend, omdat dit volgens de EGBA zou kwalificeren als een steunmaatregel in de zin van artikel 107 lid 1 VWEU.
De Commissie besloot in 2020, na een voorlopige beoordeling op grond van artikel 108 lid 3 VWEU dat geen sprake was van staatssteun (link). Daarbij overwoog de Commissie dat goededoelenloterijen de volledige opbrengst van hun kansspelactiviteiten moeten afdragen aan goede doelen dan wel doelen die het algemeen belang dienen (hierna gezamenlijk: goede doelen). Daardoor is geen sprake van een voordeel en dus ook geen staatssteun voor de goededoelenloterijen.
Het Gerecht oordeelde echter dat een eventueel voordeel op grond van het kansspelenbesluit wel zou kunnen worden doorgegeven aan de goede doelen zelf. Hiermee zouden goede doelen een indirect voordeel kunnen verkrijgen dat op zijn beurt staatssteun voor de goede doelen zou kunnen opleveren. Volgens het Gerecht heeft de Commissie dit ten onrechte niet onderzocht en verklaart het Gerecht het besluit van de Commissie nietig.
Tegen deze uitspraak van het Gerecht heeft Nederland bij het Hof hoger beroep ingesteld. Het Hof overweegt onder meer dat de Commissie een besluit om geen formeel onderzoek te openen slechts mag nemen wanneer zij op basis van de beschikbare gegevens geen ernstige twijfel heeft over de verenigbaarheid of het bestaan van steun. Hierbij benadrukt het Hof dat de verplichting tot afdracht aan goede doelen een structureel onderdeel van de nationale regeling vormt, waardoor duidelijk is dat deze opbrengsten aan bepaalde entiteiten zullen toekomen. De Commissie had dus moeten onderzoeken of sprake zou kunnen zijn van staatssteun aan de ontvangende goede doelen door na te gaan of zij mogelijk een indirect voordeel zouden ontvangen en kwalificeren als ‘ondernemingen’ in de zin van artikel 107 VWEU. Het Hof wijst het hoger beroep van Nederland af.
Bron: arrest van het Hof van Justitie van 16 oktober in zaak C-59/24 P
Commissie houdt openbare raadpleging over nieuwe staatssteunregels voor betaalbare huisvesting
De Europese Commissie (“Commissie”) heeft een openbare raadpleging gepubliceerd over de herziening van regels voor diensten van algemeen economisch belang (“DAEB”), in het bijzonder het zogenoemde DAEB-vrijstellingsbesluit (Besluit 2012/21/EU) met het oog op een betere toegang tot betaalbare huisvesting. In het nieuwe voorstel van de Commissie zouden lidstaten voortaan eenvoudiger en sneller staatssteun moeten kunnen verlenen voor betaalbare huisvesting. De herziening voorziet onder meer in een nieuwe vrijstellingscategorie die steun toelaat zonder voorafgaande melding bij de Commissie. Verder worden in het voorstel voor een herzien DAEB-vrijstellingsbesluit sectorale wijzigingen met betrekking tot kritieke geneesmiddelen en de lucht- en zeevaartsector en wijzigingen tot actualisering en vereenvoudiging van de regels voorgesteld. De raadpleging loopt tot 4 november 2025 en maakt deel uit van een breder Europees plan voor betaalbare huisvesting dat naar verwachting eind 2025 wordt geïntroduceerd.
Bron: persbericht van de Europese Commissie van 3 oktober.
Raad van State oordeelt dat het winstverbod in de zorg niet coherent en consistent is toegepast
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat het winstverbod voor medisch-specialistische zorg een beperking vormt van artikel 49 VWEU en dat de kwaliteit en toegankelijkheid van de gezondheidszorg een dwingende reden van algemeen belang kunnen zijn om een beperking te rechtvaardigen. Daarvoor is dan wel vereist dat de nationale autoriteiten deze beperking op een coherente en consistente wijze toepassen en dat is volgens de Afdeling bij de afwijzing van de aanvraag van Radiology Holland B.V. om als zorginstelling toegelaten te worden, niet het geval geweest.
Radiology Holland B.V. (“Radiology”) is een vennootschap naar Nederlands recht. Oprichter en enig bestuurder van deze vennootschap is een radioloog uit België. Hij wil zijn diensten ook in Nederland gaan verlenen. Daarvoor is ingevolge artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen (hierna: WTZi) toestemming van de minister nodig.
Bij besluit van 11 maart 2022 heeft de toenmalige minister voor Langdurige Zorg en Sport de aanvraag van Radiology om als zorginstelling voor overige medisch-specialistische zorg te worden toegelaten, afgewezen. Dit omdat de statuten van Radiology onvoldoende waarborgen dat Radiology geen winstoogmerk heeft. Volgens de minister is dit verbod van winstoogmerk nodig om de kwaliteit en de toegankelijkheid van de gezondheidszorg te waarborgen. Radiology bestrijdt niet dat zij winst wil maken, maar betoogt dat het verbod van winstoogmerk in strijd is met het vrij verkeer van vestiging dan wel kapitaal (artikel 49 VWEU respectievelijk artikel 63 VWEU). Volgens vaste rechtspraak kunnen dwingende redenen van algemeen belang een beperking op deze vrijheden rechtvaardigen, mits ze noodzakelijk, geschikt en evenredig zijn. Daarvoor is volgens de Afdeling in ieder geval vereist dat de nationale autoriteiten de beperking op een coherente en consistente wijze toepassen. In dit geval oordeelt de Afdeling bestuursrechtspraak dat de minister het winstverbod niet coherent en consistent toepast, waardoor het bestreden besluit in strijd is met artikel 49 VWEU. De Afdeling merkt op dat het winstverbod geldt voor “complexe zorg”, maar dat radiologische zorg ook relatief eenvoudige röntgenfoto’s omvat. De Minister heeft volgens de Afdeling niet gemotiveerd waarom dergelijke zorg complex is. Daarnaast geldt het winstverbod niet als een medisch specialist niet in loondienst, maar als zelfstandige in een ziekenhuis werkt. De minister heeft in dit geval niet duidelijk gemaakt hoe en waarom deze privaatrechtelijke relatie tussen ziekenhuis en specialist relevant is voor de complexiteit, kwaliteit of toegankelijkheid van de gezondheidszorg. Op basis van het voorgaande stelt de Afdeling dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 49 VWEU.
De minister werd in deze procedure bijgestaan door Marije Batting en Georges Dictus.
Bron: uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 oktober in zaak ECLI:NL:RVS:2025:5089
Rechtbank Den Haag: smaakverbod op e-sigaretten is rechtmatig
De rechtbank Den Haag komt voor de tweede keer tot het oordeel dat de Staat het smaakverbod voor e-sigaretten mocht invoeren ter bescherming van de volksgezondheid. Dit volgde eerder al uit een uitspraak in een procedure aangespannen door British American Tobacco, en wordt bevestigd in een (tweede) uitspraak in een zaak die is aangespannen door de Esigbond en enkele verkopers van elektronische sigaretten. Ook aanvullende argumenten van eisers (onder meer) met betrekking tot artikel 16 Handvest en artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM wijst de rechtbank af.
Het smaakverbod, neergelegd in de wijziging van het Tabaks- en rookwarenbesluit en de daarop gebaseerde ministeriële regeling van 28 november 2022, bepaalt dat alle smaken van e-sigaretten behalve tabakssmaken verboden zijn. Volgens de rechtbank vormt het smaakverbod weliswaar een beperking van het vrije verkeer van goederen (artikel 34 VWEU), maar kan dit gerechtvaardigd worden op grond van de bescherming van de volksgezondheid (artikel 36 VWEU).
De rechtbank acht dat de Staat voldoende heeft onderbouwd dat e-sigaretten schadelijk zijn voor de gezondheid en dat (veelal zoete) smaakjes aantrekkelijk zijn voor jongeren. Daarmee is het smaakverbod geschikt en noodzakelijk om het gebruik van e-sigaretten onder jongeren te ontmoedigen. Daarbij is voldoende dat de maatregel redelijkerwijs kan bijdragen aan de bescherming van de volksgezondheid en hoeft de Staat niet empirisch te bewijzen dat jongeren na invoering daadwerkelijk minder gaan vapen. Het past volgens de rechtbank bovendien in de politieke beoordelingsruimte van de Staat om in het kader van de volksgezondheid het belang van de jeugd en van een toekomstige rookvrije generatie zwaarder te laten wegen dan een mogelijk nadelig effect op het percentage stoppers onder (oudere) rokers. Ook voldoet het verbod volgens de rechtbank aan het evenredigheidsvereiste.
Wat betreft een mogelijke inbreuk op de vrijheid van ondernemerschap (artikel 16 Handvest), oordeelt de rechtbank dat een afzonderlijke toets aan dit artikel niet nodig is, als de beperking al kan worden gerechtvaardigd op grond van artikel 36 VWEU. Daarmee volgt de rechtbank de lijn uit eerdere rechtspraak van het Hof van Justitie (zie onder meer Hof van Justitie in zaak C-322/16 en C-391/20).
Tot slot oordeelt de rechtbank dat een beroep op het eigendomsrecht (artikel 1 Eerste Protocol EVRM) niet slaagt. Het smaakverbod is voorzien bij wet, dient een legitiem algemeen belang en voldoet aan de proportionaliteitstoets. Daarbij betrekt de rechtbank dat de Staat een overgangstermijn van ruim een jaar heeft gehanteerd om betrokken ondernemingen voldoende gelegenheid te geven om bedrijfsvoorraden te verkopen en bedrijfsmodellen aan te passen.
De Staat werd in deze procedure bijgestaan door Georges Dictus en Annelotte Röell.
Bron: uitspraak van rechtbank Den Haag van 22 oktober in zaak ECLI:NL:RBDHA:2025:19618
Voorzieningenrechter Rechtbank Amsterdam oordeelt dat Meta in strijd handelt met de Digital Services Act
De voorzieningenrechter oordeelt in zijn uitspraak van 2 oktober jl. dat Meta Ierland in strijd handelt met de Digital Services Act. De keuzemogelijkheid voor een tijdlijn die niet is gebaseerd op profilering moet voor gebruikers van Facebook en Instagram rechtstreeks en gemakkelijk toegankelijk worden gemaakt en deze keuze dient bewaard te blijven.
Stichting Bits of Freedom (“BoF”) spant in kort geding een zaak aan tegen Meta Ierland, waarbij zij aanvoert dat Meta Ierland inbreuk maakt op de Digital Services Act (“DSA”) door de manier waarop zij haar platforms inricht.
De voorzieningenrechter buigt zich eerst over de uitleg van artikel 27 lid 3 DSA dat platforms verplicht om de functionaliteit van het schakelen naar een niet-geprofileerd aanbevelingssysteem “rechtstreeks en toegankelijk” te maken. Hij oordeelt dat de startpagina’s en reels-secties (pagina’s met een feed van video’s) van zowel Facebook als Instagram hier niet aan voldoen.
Daarnaast beoordeelt de voorzieningenrechter het systeem waarbij de gebruiker automatisch terugvalt op een geprofileerd aanbevelingssysteem, ook als de gebruiker vóórdat de app/website voor het laatst werd afgesloten, een chronologisch aanbevelingssysteem selecteerde. De vraag is of dit geoorloofd is onder artikel 27 lid 3 DSA. BoF voert aan dat het doel van de DSA is dat gebruikers daadwerkelijk autonomie, keuzevrijheid en controle krijgen over de wijze waarop informatie wordt gepresenteerd, en dat een niet-persistente keuzemogelijkheid voor een aanbevelingssysteem haaks op dit doel staat. Met een ‘persistent’ aanbevelingssysteem wordt bedoeld dat de door de gebruiker gekozen instelling behouden blijft wanneer hij of zij de app of website van de platforms afsluit en heropent. Het gebruik van niet-persistente aanbevelingssystemen zou volgens BoF aldus afbreuk doen aan de keuzevrijheid en autonomie van gebruikers.
Volgens de voorzieningenrechter is de kernvraag of de automatische terugschakeling naar een geprofileerd aanbevelingssysteem een ongeoorloofde aantasting vormt van de autonomie van gebruikers en dus sprake is van een ‘donker patroon’ als bedoeld in artikel 25 lid 1 DSA. Van een donker patroon is sprake indien het aanbieden van een niet-persistente keuzemogelijkheid doelbewust of feitelijk het vermogen van gebruikers om autonome en weloverwogen keuzes te maken wezenlijk verstoort of belemmert. De voorzieningenrechter overweegt dat het telkens opnieuw moeten instellen van het aanbevelingssysteem tot keuzemoeheid zal leiden en daarmee een wezenlijke verstoring vormt van de autonomie van Facebook- en Instagramgebruikers.
Op grond hiervan oordeelt de voorzieningenrechter dat Meta Ierland binnen twee weken de keuze voor een niet-geprofileerde tijdlijn rechtstreeks en gemakkelijk toegankelijk moet maken op de reels-sectie en startpagina van Instagram en Facebook. Ook moet de aangegeven keuze voor een aanbevelingssysteem worden behouden als een gebruiker binnen het platform naar een andere sectie navigeert of de app of website afsluit en heropent.
Bron: uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam van 2 oktober in zaak ECLI:NL:RBAMS:2025:7253
Nieuwe publicatie over private antitrust litigation in Nederland
In een nieuw hoofdstuk voor de internationale gids “Getting the Deal Through – Private Antitrust Guide” beschrijven Willem Heemskerk, Sebastiaan Cnossen en Floor van der Lecq de belangrijkste ontwikkelingen inzake civiele handhaving van het mededingingsrecht in Nederland. Via de link hieronder kan de publicatie worden aangevraagd.
Bron: website Pels Rijcken.