In deze nieuwsbrief vindt u een overzicht van belangrijk Europeesrechtelijk nieuws. Wilt u op de hoogte blijven van de laatste ontwikkelingen op het gebied van het Europees recht? Schrijf u dan in voor onze tweewekelijkse nieuwsbrief.
In deze nieuwsbrief:
- Commissie keurt coronasteun aan Air France-KLM opnieuw goed
- Afdeling stelt aanvullende prejudiciële vragen over verlenging van de beslistermijn in asielzaken
Commissie keurt coronasteun aan Air France-KLM opnieuw goed
De Europese Commissie (‘Commissie’) heeft op 10 juli jl. Nederlandse en Franse steunmaatregelen voor de groep Air France-KLM opnieuw goedgekeurd, nadat haar twee eerdere goedkeuringsbesluiten over deze steunmaatregelen door het Gerecht nietig waren verklaard. De steunmaatregelen bestaan uit leningen en garanties op bankleningen ter dekking van een bedrag van in totaal 10,4 miljard euro.
Op 4 mei 2020 (Franse steunmaatregel) en 13 juli 2020 (Nederlandse steunmaatregel) had de Commissie de steunmaatregelen reeds goedgekeurd. De Commissie oordeelde dat de maatregelen voldeden aan de Europese staatssteunregels, meer specifiek de voorwaarden van het tijdelijk steunkader voor corona.
In zijn arresten van 20 december 2023 (zie EU-alert van 19 januari 2024) en 7 februari 2024 (zie EU-alert van 23 februari 2024) heeft het Gerecht deze besluiten van de Commissie nietig verklaard. Het Gerecht oordeelde in beide arresten in essentie dat de Commissie niet goed had onderzocht wie de (indirect) begunstigden waren van de steunmaatregelen door in de goedkeuringsbesluiten enkel Air France (Franse steunmaatregelen) en KLM (Nederlandse steunmaatregel) aan te merken als begunstigden en niet (ook) te onderzoeken of (andere vennootschappen binnen) het geheel Air France-KLM als begunstigde(n) moesten worden aangemerkt.
Hoewel de Commissie beroep heeft ingesteld tegen de arresten van het Gerecht, heeft de Commissie alvast uitvoering gegeven aan de arresten en opnieuw een beoordeling uitgevoerd van de Franse en Nederlandse steunmaatregelen. Ditmaal heeft de Commissie de groep Air France-KLM als begunstigde aangemerkt, in plaats van de dochterondernemingen KLM en Air France. De besluiten zijn nog niet gepubliceerd, maar de Commissie benadrukt in haar persbericht dat alle Nederlandse en Franse steunbedragen samen onder de desbetreffende limieten van het tijdelijk coronasteunkader bleven. De steunmaatregelen ten gunste van Air France-KLM waren volgens de Commissie dan ook, gezamenlijk beschouwd, geschikt om de door corona veroorzaakte ernstige verstoring in de economie op te lossen.
Volgens de Commissie hebben de maatregelen geholpen om de economische impact van de coronapandemie in Nederland en Frankrijk onder controle te houden en waren de maatregelen noodzakelijk, passend en proportioneel.
Bron: Europese Commissie, Commissie keurt 10,4 miljard euro Nederlandse en Franse steunmaatregelen goed voor Air France-KLM tijdens coronapandemie. Goedkeuring Nederlandse steunmaatregel (SA. 57116) en Franse steunmaatregel (SA. 57082). Uitspraken van het Gerecht van 20 december 2023 (T-216/21) en 7 februari 2024 (T-146/22).
Afdeling stelt aanvullende prejudiciële vragen over verlenging van de beslistermijn in asielzaken
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (‘Afdeling’) heeft zich tot het Hof van Justitie (‘Hof’) gericht met aanvullende prejudiciële vragen over mogelijkheid om de verlengingsmogelijkheid van artikel 31, derde lid, derde volzin en onder b, van Richtlijn 2013/32 (‘Procedurerichtlijn’) achtereenvolgend toe te passen.
Bij het Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire van 26 januari 2023 (WBV 2023/3) is de wettelijke beslistermijn met negen maanden verlengd tot vijftien maanden voor asielaanvragen die zijn ingediend tussen 1 januari 2023 en 1 januari 2024.
Bij uitspraak van 12 december 2023 heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, geoordeeld dat de verlenging van de beslistermijn met WBV 2023/3 niet rechtmatig is voor asielverzoeken ingediend na 26 juni 2023. Vanaf de eerste verlenging van de beslistermijn waren op dat moment negen maanden verstreken, hetgeen volgens de rechtbank betekende dat asielaanvragen weer binnen de standaardtermijn van zes maanden moesten kunnen behandeld. De Procedurerichtlijn stelt volgens de rechtbank een begrenzing in tijd aan de mogelijkheid de beslistermijn te verlengen. Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, thans de minister van Asiel en Migratie (‘minister’), hoger beroep ingesteld.
Eerder heeft de Afdeling bij verwijzingsuitspraak van 8 november 2023 al prejudiciële vragen gesteld over de bevoegdheid van de minister om op basis van de Procedurerichtlijn de standaardbeslistermijn van zes maanden met negen maanden te verlengen. Aanleiding voor deze prejudiciële vragen was de verlenging van de beslistermijn met het Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire van 21 september 2022 (WBV 2022/22), waarbij de wettelijke beslistermijn met negen maanden werd verlengd voor aanvragen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd waarvoor de beslistermijn nog niet was verlopen op 27 september 2022 en ingediend tot 1 januari 2023.
Gelet op de blijvend hoge instroom zag de minister zich genoodzaakt om de beslistermijn ook te verlengen voor aanvragen ingediend tussen 1 januari 2023 en 1 januari 2024. De onderhavige procedure ziet op deze achtereenvolgende verlenging van de beslistermijn met WBV 2023/3. De Afdeling staat opnieuw voor de vraag of de wettelijke beslistermijn in strijd met artikel 31, derde lid, derde volzin en onder b, van de Procedurerichtlijn is verlengd.
De Afdeling merkt op dat over die vraag meerdere hoger beroepen aanhangig zijn en acht het – mede gelet op het feit dat de minister op 27 december 2023 een derde achtereenvolgend verlengingsbesluit heeft genomen (WBV 2023/26) – noodzakelijk om aanvullende prejudiciële vragen te stellen. Daarnaast merkt de Afdeling op dat het er niet op lijkt dat de omstandigheden die hebben geleid tot het verlengen van de beslistermijn met WBV 2022/22 en WBV 2023/3 binnen afzienbare tijd zullen wijzigen. Ook wijst zij erop dat de twee achtereenvolgende verlengingsbesluiten feitelijk tot gevolg hebben dat de beslistermijn is verlengd tot vijftien maanden voor alle asielverzoeken ingediend in een periode van ruim anderhalf jaar.
Met de eerste prejudiciële vraag wil de Afdeling weten of artikel 31, derde lid, derde volzin en onder b, van de Procedurerichtlijn zich leent voor achtereenvolgende toepassing.
Als deze vraag bevestigend wordt beantwoord, wil de Afdeling weten onder welke voorwaarden achtereenvolgende toepassing mogelijk is, waarbij zij zich onder meer afvraagt of de totale duur van de mogelijke verlenging is begrensd.
Tot slot vraagt de Afdeling het Hof in hoeverre rekening kan worden gehouden met de toename van het aantal asielverzoeken ten opzichte van de periode voorafgaand aan het eerste verlengingsbesluit en eventuele inspanningen om de besliscapaciteit te vergroten.
De Afdeling heeft het Hof verzocht de versnelde procedure toe te passen. In dat kader wijst de Afdeling onder meer op het feit dat de prejudiciële vragen een essentieel onderdeel van de asielprocedure betreffen. Volgens de Afdeling gaat het om tienduizenden vreemdelingen die moeten wachten op duidelijkheid over hun asielverzoek. Deze vertraging raakt daarnaast aan de eerbiediging van de grondrechten van de vreemdelingen. De Afdeling verzoekt het Hof om deze zaak samen te voegen met de reeds bij het Hof aanhangige zaak C-662/23 en schorst de behandeling van de zaak in afwachting van de antwoorden van het Hof.
Gelet op de huidige problemen in de praktijk ziet de Afdeling bovendien aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen en de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 12 december 2023 te schorsen.
Bron: verwijzingsuitspraak van de Afdeling van 10 juli 2024,ECLI:NL:RVS:2024:2829 met persbericht, eerdere verwijzingsuitspraak van de Afdeling van 8 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4125.