De verbouw of nieuwbouw van een bedrijfspand moet voldoen aan de bouwtechnische voorschriften die het Bouwbesluit 2012 stelt. Ook moet het bedrijfspand voldoen aan de gebruiksregels die de gemeenteraad heeft vastgesteld voor de op het perceel rustende bestemming. Wanneer in afwijking van het bestemmingsplan het gebruik van een bestaand bouwwerk wordt gewijzigd, biedt de zogenaamde kruimelgevallenregeling uitkomst. Met de kruimellijst uit artikel 4, negende lid, van bijlage II in het Besluit omgevingsrecht kan een omgevingsvergunning planologisch strijdig gebruik worden verleend met de snelle(re) reguliere procedure, in plaats van de (langere) uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure. Uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 4 februari 2020 volgt dat een met een bestemmingsplan strijdige gebruikswijziging niet via het kruimelgeval mag worden vergund wanneer op een perceel een gebouw wordt gesloopt en vervolgens een nieuw gebouw wordt gerealiseerd.
Waar ging de zaak over?
Het college van B&W van Oudewater (het college) verleent aan een bedrijf een omgevingsvergunning voor het in afwijking van het geldende bestemmingsplan “Bedrijvenpark Tappersheul” bouwen en gebruiken van een gebouw. Het huidige gebouw op het perceel zal worden gesloopt en zal worden vervangen door een nieuw, groter gebouw. Op het betreffende perceel rust de bestemming ‘Bedrijventerrein’. Overeenkomstig het bestemmingsplan zal de begane grond dienst doen als bedrijfsmatige opslag. Het voorgenomen gebruik van de eerste verdieping als zelfstandige kantoorruimte is echter in strijd met de planregels. Voor de bouw verleent het college een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het met het bestemmingsplan strijdige gebruik als kantoorruimte vergunt het college met behulp van de kruimelgevallenregeling.
Een eigenaar van een tegenovergelegen aannemersbedrijf vreest parkeeroverlast en komt op tegen de omgevingsvergunning. Nadat de appellant eerst zonder succes bij de rechtbank procedeert, stapt deze naar de voorzieningenrechter van de Afdeling met als doel tot schorsing van de vergunning. Appellant stelt dat het college de kruimelvergunning niet had mogen verlenen en betoogt daarbij dat artikel 4, negende lid, van bijlage II van het Bor niet van toepassing is op het wijzigen van gebruik van een nieuw te bouwen gebouw.
Hoe oordeelt de Afdeling?
De voorzieningenrechter van de Afdeling doet direct uitspraak in de hoofdzaak. En dat valt uit in het voordeel van de omwonende. Met de kruimelgevallenregeling kan geen vergunning worden verleend voor het in afwijking van een bestemmingsplan gebruiken van een gebouw dat niet feitelijk aanwezig en vergund is. In de betreffende bepaling in het Bor staat immers dat afwijkend gebruik alleen vergund mag worden als dat niet gepaard gaat met bouwactiviteiten die ertoe leiden dat de bebouwde oppervlakte en het bouwvolume worden vergroot. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is bij nieuwbouw echter per definitie sprake van vergroting van het bebouwde oppervlakte en het bouwvolume. Voor deze lezing vindt de voorzieningenrechter grondslag in de Nota van toelichting bij wijziging van het negende lid van het Bor, waaruit blijkt dat het negende lid op de mogelijkheid ziet om aan bestaande gebouwen een andere functie te geven. Het verweer van het college dat bij nieuwbouw geen rekening hoeft te worden gehouden met de eis dat bebouwde oppervlakte en bouwvolume niet mogen worden vergroot, slaagt daarom niet.
Relevantie voor de praktijk
Uit deze uitspraak wordt duidelijk dat op grond van artikel 4, negende lid, van bijlage II van het Bor geen vergunning kan worden verleend voor het in afwijking van het bestemmingsplan gebruiken van een gebouw dat niet feitelijk aanwezig en vergund is. De uitspraak van de voorzieningenrechter schept kortom meer duidelijkheid over de toepasbaarheid van de kruimelgevallenregeling bij functiewijzigingen van bestaande panden. Overigens moet in gedachten worden gehouden dat het ook na deze uitspraak nog mogelijk is een bijbehorend bouwwerk via de kruimelgevallenregeling te realiseren of uit te breiden. Daar bieden de combinatie van de leden 1 en 9 van de kruimelgevallenregeling nog steeds de mogelijkheid voor.
Onder de Omgevingswet wordt de kruimelgevallenregeling overigens vervangen door de buitenplanse omgevingsplanactiviteit, waarbij standaard de reguliere voorbereidingsprocedure uit titel 4.1 Algemene wet bestuursrecht wordt gehanteerd.
Raadpleeg hier de volledige uitspraak van de Afdeling van 4 februari 2020.
ECLI:NL:RVS:2020:338.