Home Kennis De Waterwet en de Keur: twee stelsels, één watervergunning

De Waterwet en de Keur: twee stelsels, één watervergunning

25 augustus 2022
Julian Kramer
en
Rosa Langeveld
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) maakt in een uitspraak van 10 augustus 2022 duidelijk dat een vergunningstelsel in een Keur naast die van de Waterwet kan bestaan. Het zijn twee afzonderlijke stelsels, maar het is één watervergunning.

Waar gaat de zaak over?

Het gaat in de kern om een handhavingszaak. Het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (hierna: het algemeen bestuur) heeft bij besluit van 1 december 2020 een last onder dwangsom opgelegd aan een agrariër (hierna: appellant) in de gemeente Houten om onderbemaling van een tertiaire watergang op het perceel achter zijn woning te staken en gestaakt te houden. Naar aanleiding van verschillende handhavingsverzoeken is namelijk geconstateerd dat door onderbemaling het waterpeil in de binnenpolder achter de woning lager werd gehouden dan zoals vastgesteld in het peilbesluit. Op grond van artikel 3.3 van de Keur van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2018 (hierna: de Keur) is echter een vergunning vereist om af te mogen wijken van het vastgestelde peil. Aangezien hier een vergunning ontbrak, ging het algemeen bestuur over tot handhaving.

Appellant kan zich niet vinden in de dwangsom. Er zou volgens hem namelijk geen sprake zijn van een overtreding. Hij dient een zienswijze in, tekent bezwaar aan, gaat uiteindelijk in beroep en verzoekt tegelijkertijd om een voorlopige voorziening. De Voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland wijst het verzoek af en verklaart direct zijn beroep ongegrond in de hoofdzaak. Appellant laat het er echter niet bij zitten en gaat in hoger beroep.

Het oordeel van de Afdeling?

In hoger beroep stelt appellant onder andere, maar ook vooral, dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de vergunningplicht uit artikel 3.3 van de Keur voor het afwijken van het vastgestelde peil in overeenstemming is met de Waterwet. Volgens appellant biedt de Waterwet geen grondslag voor het verbieden, en daarmee het vergunningplichtig stellen, van andere handelingen dan die in de Waterwet zijn opgenomen. Appellant stelt dat hij daarom door zijn handelen geen overtreding heeft kunnen begaan, er bestaat immers geen verbod, en dus vergunningplicht in de Waterwet.

De Afdeling ziet zich voor de vraag gesteld of artikel 3.3 van de Keur onverbindend moet worden verklaard wegens strijd met de Waterwet, specifiek artikel 6.13 van de Waterwet. Ter beantwoording van deze vraag kijkt de Afdeling naar de memorie van toelichting op artikel 6.13 van de Waterwet, waarin staat:

"Het mede aan hoofdstuk 6 ten grondslag liggende uitgangspunt van «decentraal wat kan» (zie ook paragraaf 15.3 van het algemeen deel) brengt met zich dat er naast de vergunningplichtige handelingen, bedoeld in de artikelen 6.2 en 6.3, tevens handelingen in een watersysteem zullen zijn waarvoor op grond van een verordening van het waterschap vergunning is vereist. Het onderhavige artikel strekt ertoe ook deze, op de reglementaire verordenende bevoegdheid van de waterschappen gebaseerde, vergunningen te integreren in het vergunningstelsel van hoofdstuk 6, opdat voor alle handelingen in een watersysteem steeds slechts één vergunning zal zijn vereist: de watervergunning. […]." [Zie Kamerstukken II 2006/07, 30818, nr. 3, blz. 122]

De Afdeling is van oordeel dat hieruit volgt dat het op grond van artikel 6.13 van de Waterwet is toegestaan om, los van de handelingen waarvoor bijvoorbeeld in de artikelen 6.2 tot en met 6.5 van de Waterwet is bepaald dat die zonder vergunning verboden zijn, in een verordening, zoals de Keur, te bepalen dat voor andere handelingen ook een vergunning is vereist. Dat betekent in dit geval dat het algemeen bestuur vrijstaat om in de Keur te bepalen dat van een in een peilbesluit opgenomen waterpeil mag worden afgeweken, mits daarvoor een vergunning is verleend. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat geen aanleiding bestaat om artikel 3.3 van de Keur onverbindend te verklaren. De last onder dwangsom van het algemeen bestuur was dus rechtmatig opgelegd.

Tot slot

Het vergunningenstelsel in een Keur kan dus naast de Waterwet bestaan en kan ook wel degelijk andere vergunningplichten in het leven roepen dan die zijn opgenomen in de Waterwet. Artikel 6.13 van de Waterwet biedt daarvoor de grondslag. Of de vergunningplicht volgt uit de Waterwet of volgt uit de Keur: het is en blijft één watervergunning.

De volledige uitspraak van de Afdeling van 10 augustus 2022 vindt u hier (ECLI:NL:RVS:2022:2328).