Wat speelde er?
Een universitair hoofddocent van de Rijksuniversiteit Groningen diende in 2012 ten behoeve van een onderzoeksvoorstel een aanvraag voor een Veni-subsidie in. Het algemeen bestuur van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) wees de subsidieaanvraag af. De docent gaat hiertegen in bezwaar er beroep. De rechtbank constateert gebreken in het besluit en draagt het bestuur op om appellant voor zijn onderzoeksvoorstel een Veni-subsidie ter hoogte van € 250.000,00 toe te kennen. De Afdeling laat dit oordeel in 2015 in stand. De onderzoeker stelt vervolgens, vanwege de vertraging van het onderzoek, € 40.739,- schade te hebben geleden als gevolg van misgelopen (inmiddels verhoogd) salaris en inflatie over de jaren 2012 tot en met 2016. Daarnaast verzoekt hij om een vergoeding van € 1.513,88 voor het herschrijven en actualiseren van het oorspronkelijke onderzoeksvoorstel. De laatste vergoeding willigt het bestuur in, het verzoek de meerkosten te vergoeden wijst de NWO af.
Hoe oordeelt de Afdeling?
Appellant is hiermee niet geheel tevreden. De rechtbank heeft met deze uitspraak onterecht geoordeeld dat geen causaal verband bestaat tussen het onrechtmatig handelen van het bestuur en de door hem geleden schade. Het was voor hem niet meer mogelijk om te bewijzen dat hij in aanmerking zou komen voor subsidie, omdat hij niet opnieuw geïnterviewd is en zijn aanvraag niet meer kon worden vergeleken met de eerder bij andere aanvragers afgenomen interviews nu de verslaglegging van de interviews niet op juiste wijze heeft plaatsgevonden. Dit bewijsrisico dient voor rekening van het bestuur te komen en niet voor de zijne, aldus appellant.
De Afdeling onderkent dit. De omstandigheid dat het bestuur zijn aanvraag niet meer kon vergelijken met de voorstellen van de andere aanvragers omdat de verslaglegging van de interviews van de andere aanvragers niet op de juiste wijze heeft plaatsgevonden, komt voor rekening van het bestuur. Het bestuur was in deze schadezaak niet meer in de gelegenheid aannemelijk te maken dat het de aanvraag destijds rechtmatig had kunnen afwijzen en ook zou hebben afgewezen. Daarom kon het bestuur ook niet het ontbreken van causaal verband tussen de onrechtmatige daad en de beweerdelijk geleden schade ten grondslag leggen.
De Afdeling is van oordeel dat aannemelijk is dat er meerkosten waren als gevolg van de latere subsidieverlening en vertraagde start van het onderzoek. Ondanks dat de opgevoerde meerkosten ontstaan door verhoging van het salaris en misgelopen salaris de Afdeling erg hoog voorkomen, kent de Afdeling gelet op het belang van definitieve geschilbeslechting een schadevergoeding van € 25.000,00 toe.
Wat kunt u met deze uitspraak?
Wanneer een onderzoeker onterecht subsidie misloopt en die subsidie pas later toegekend krijgt, is het aannemelijk dat hij in de tussentijd schade lijdt. Dat de aanvraag van de onderzoeker op een later moment niet meer kan worden vergeleken met andere aanvragen omdat de verslaglegging daarvan niet in orde was, komt voor rekening van de afwijzende financier. Het bestuur moet aannemelijk maken dat het ten tijde van het vernietigde besluit ook een rechtmatig besluit had kunnen nemen. Echter, wanneer adequate gegevens ontbreken kan het bestuur dit niet bewijzen en kan dan ook niet gesteld worden dat het causaal verband tussen de onrechtmatige daad en de beweerdelijk geleden schade ontbreekt.
ABRvS 24 april 2020, nr. 201710317/1/A2 Onterecht afgewezen subsidie, causaal verband, finale geschilbeslechting